[Tekst volgt]
[Tekst volgt]
[Tekst volgt]
[Tekst volgt]
[Tekst volgt]
De Nederlandse Gebarentaal voor eenieder toegangkelijk maken was de inzet voor het project ‘Gebarenvaart’. Het moest een gelegenheid zijn voor ontmoeting tussen mensen die doof zijn en mensen die niet doof zijn met als bedoeling gebarentaal op een positieve en speelse manier onder de aandacht te brengen. De aanleiding was de lancering van de vernieuwde en uitgebreide website www.haagsekunstgrepen.nl.
De Gebarenvaart sloot mooi aan op de actualiteit. De Tweede Kamer diende kort ervoor een wetsvoorstel in voor juridische erkenning van de Nederlandse Gebarentaal. De geslaagde Gebarenvaart droeg zijn steentje bij door Nederlandse Gebarentaal als een actuele en levende taal te presenteren.
Van de vaart is een fotoverslag gemaakt.
(bekijk: pdf)
Vi-taal is een project- en ontwerpbureau voor visuele communicatie, Met de nieuwe website willen we Vi-taal, duidelijker dan voorheen, als projectbureau profileren. Dat toont het bredere werkveld waarin Vi-taal zich in de loop der tijd ontwikkeld heeft. Vi-taal is gespecialiseerd in informatieoverdracht over de dovencultuur en gebarentaal als communicatiemiddel. Bijdragen op dit gebied worden op twee manieren geleverd: door het uitvoeren van projecten op het gebied van culturele aspecten van gebarentaal en via de Gebarenwinkel in Den Haag.
Sinds de start van Stichting Vi-taal in 1985 hebben de werkzaamheden geleid tot een grote reeks boeken, video’s, cd roms, dvd’s, drukwerk, lezingen, documentaires, theatervoorstellingen en artikelen voor zowel dove als horende mensen. Met name om het verband tussen de producties duidelijk te maken, namenlijk de tweetalige aanpak, was een overzichtelijke bundeling noodzakelijk.
In 1996 werd King Kong in Klein Carré opgevoerd als theatervoorstelling in gebarentaal en gesproken Nederlands. Het werd een enorm succes. De voorstelling, een productie van Vi-taal, onder regie van Daria Mohr en Ruud Janssen werd in heel Nederland opgevoerd. Van de voorstelling is geen opname gemaakt en om de schitterende vertaling van Tony Bloem niet verloren te laten gaan, heeft Vi-taal de vertaling later op video opgenomen. Deze opname heeft regisseur Ruud Janssen van Vi-taal ertoe gebracht het materiaal te bewerken voor een 45 minuten durende film. Het materiaal is nu opnieuw op breedbeeldformaat gemonteerd en er is animatie aan toegevoegd.
Het boek King Kong, het verhaal van een reusachtige gorilla en zijn liefde voor het filmsterretje Ann, verscheen in 1932. Een jaar later kwam de zwartwit-verfilming in de filmtheaters. In 1976 verscheen de ‘gekleurde’ versie in de bioscopen. In 1994 bracht de schrijver Anthony Brown een rijk geïllustreerde bewerking van de oorspronkelijke King Kongfilm in boekvorm uit.
Op basis van de originele tekeningen uit het boek van Anthony Brown, die voor de film deels bewegend zijn gemaakt, vertelt de dove Tony Bloem in gebarentaal – zijn moedertaal – het oorspronkelijke verhaal. Acteur Marc Krone spreekt de tekst tegelijkertijd in het Nederlands waardoor de film voor horenden en niet-horenden geschikt is. Josef Willems zorgde voor muzikale effecten bij de beelden.
De première van de film ‘King Kong in gebarentaal’ vond op 18 oktober 2015 plaats in Filmhuis Dakota te Den Haag. De première was gekoppeld aan de start van de 39ste Kinderboekenmarkt. Op de Kinderboekenmarkt heeft Vi-taal een gebarentaalpaviljoen waar bezoekers alles te weten kunnen komen over deze taalvorm.
Na de eerste voorstelling werd King Kong opgenomen in het kerstprogramma van het Haags Filmhuis. Van daaruit ging de film naar andere theaters. (bekijk: pdf)
De produkties die Vi-taal in de afgelopen 25 jaar heeft gerealiseerd vormen samen een bescheiden bibliotheek van films die het waard zijn om toegankelijk te blijven voor het publiek. De bijzonderheid van deze producties is dat zij tweetalig zijn, Nederlands naast Nederlandse gebarentaal, dus bestemd voor zowel doof als horend publiek en zij leveren als zodanig een belangrijke bijdrage aan de toegankelijkheid van de gebarentaal.
De tweetalige aanpak van Haagse Kunstgrepen, blijkt een populair concept. De films zijn inmiddels ruim 100.000 keer bekeken.
De oude website Haagse kunstgrepen is geheel vernieuwd en bevat nu 60 films, verdeeld over veertien rubrieken. Kunst, kinderliteratuur en maatschappelijke zaken zijn de onderwerpen. De website is responsive en dus geschikt voor de mobiele telefoon, tablet en desktop.
Voor de samenstelling van de website zijn alle moederbanden opnieuw gedigitaliseerd en waar nodig gehermonteerd. De hermontage van King Kong in gebarentaal had wat meer voeten in de aarde. De hele film is in breedbeeldformaat gemonteerd en er zijn animaties aan toegevoegd. Van King Kong is een speciale 2K-kopie gemaakt voor vertoning in filmhuizen. De première vond plaats in 2015 tijdens de Kinderboekenmarkt (Filmhuis Dakota) en in het Haags Filmhuis aan het Spui.
Bij ondertitelen moet rekening worden gehouden met een beperkte ruimte en het aantal tekens, waardoor veel van de gesproken tekst verloren gaat, minstens 30%. In het oorspronkelijk het plan was daarom een apart programmaboek gepland, met daarin integraal de 60 uitgeschreven teksten. Bedoeld voor de mensen die zich meer willen verdiepen in de gebarentaal zelf.
Binnen het ontwerp van de website is echter een ‘slimme’ oplossing gevonden om de tekst simultaan te kunnen meelezen met de gebarentaal. Dat gaat als volgt: Je kunt in browsers een tabblad oppakken en buiten de browser weer loslaten. Er ontstaan zo twee browsers. In de ene browser is de Gebarentaal te bekijken en het Nederlands te horen. In de andere is de letterlijk uitgeschreven tekst mee te lezen. De film is eenvoudig met de spatiebalk in pauzestand te zetten en weer te starten.
Via het overzichtelijke menu is het overstappen van de ene film naar de andere erg gemakkelijk.
De idee was om in korte filmpjes van 10 tot 20 seconden een gebaar in een speelse context te laten zien. Daartoe werden opnamen gemaakt met een aantal doven die over de Vrijmarkt op Koningsdag liepen en de uitgestalde spulletjes middels gebaren benoemden.
De filmpjes zijn bedoeld voor digitale muurkranten om tussen de berichten door getoond te worden. Net als Loekie de Leeuw indertijd tussen de reclameboodschappen op tv door. Op deze prikkelende wijze werd getracht meer aandacht voor gebarentaal te krijgen.
Er werden circa 60 items op beeld vastgelegd aan aangeboden aan beheerders van digitale muurkranten en andere belangstellenden.
De vraag van het Louis Couperus Genootschap kwam onverwacht: Of Vi-taal in het kader van het symposium ‘De taal van Couperus’ ter ere van de 150ste geboortedag van Couperus op de Haagse Hogeschool één zin in gebarentaal te vertalen. Alle buitenlandse studenten zouden in hun eigen taal hetzelfde doen en aangezien gebarentaal ook een taal is, leek het de organisatoren een goed idee.
Eén zin. Een beetje weinig om gebarentaal te presenteren. Dus stelde Vi-taal voor het geheel breder te trekken. Na rijp beraad werd ervoor gekozen het eerste hoofdstuk uit Couperus’ wereldberoemde werk ‘De Stille Kracht’ in gebarentaal uit te beelden, inclusief een meelopende ‘vertaling’ in gesproken woord.
Het werd een voorstelling van een kwartier door twee personen: Tony Bloem, zelf doof, in gebarentaal en hoorspelacteur Frits Enk in gesproken woord. Beiden werden neergezet in een decor van rond 1900. Bloem en Enk waren met kostuums, beschikbaar gesteld door het kostuumatelier van het Nationaal Toneel, ook gekleed in de mode van die tijd.
De voorstelling vond op 23 mei 2013 plaats in de aula van de Haagse Hogeschool voor de bezoekers van het symposium. De reacties waren enthousiast onder meer door de ‘vertaling’ van Tony Bloem die de beeldende taal van Couperus extra accentueerde.
Om Tony Bloem en Frits Enk synchroon te laten opereren was ervoor gekozen de tekst in pagina’s onder te verdelen. Het omslaan van de pagina was steeds het startpunt voor beide acteurs. Op deze manier bleven woord en gebaar in evenwicht. (bekijk: pdf)
Vi-taal heeft deze eenmalige voorstelling ook op video vastgelegd. Met deze video werd een klas met dove leerlingen bezocht. Voor de lerares Nederlands een aanleiding om iets over Louis Couperus te vertellen. Geen dagelijkse kost voor veertien-jarige dove leerlingen. Bloem liet zien hoe hij het 'oud' Nederlands van Couperus naar gebarentaal vertaald had. Hij kreeg er een spontaan applaus voor.
De intentie van Vi-taal – het op de kaart zetten van gebarentaal als een taal – voor zowel de symposium-bezoekers als het jonge dove publiek kan zeker als geslaagd beschouwd worden.
Beelden van de uitvoering zijn te zien op www.haagsekunstgrepen.nl.
Doven bezoeken vrijwel geen musea. Velen vragen zich af waarom niet. Ze kunnen de bordjes of een uitleg bij de kunstwerken toch lezen? Dat is een misvatting. Veel doven, of degenen die al bij geboorte of op jonge leeftijd het gehoor missen, hebben de 'Nederlandse taal’ niet als vanzelfsprekend tot zich gekregen. Ze kunnen daardoor ook slecht het Nederlands lezen. Het is moeilijk voor hen een tekst te begrijpen.
Om iets aan dit ‘probleem’ te doen besloot Vi-taal in 2012 in samenwerking met Tony Bloem, zelf doof, een kunstproject op te zetten. Er werden in tien verschillende Haagse musea een kunstwerk uitgezocht die Tony Bloem in gebarentaal onder de loep nam. Het geheel werd op video vastgelegd, inclusief een verklaring van bijzondere details en een normaal gesproken tekst.
De tien kunstwerken waren: Gezicht op Den Haag vanuit het zuidoosten van Jan van Goyen, Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan, Meisje met de Parel van Johannes Vermeer, De huwelijksnacht van Tobias en Sarah van Jan Steen, Metamorphose III van M.C. Escher, Het Hellende Paradijs van Sui Jianguo, Panorama Mesdag van Hendrik Willem Mesdag, Hemels Gewelf van James Turrell, De ezelstandplaats op het strand van Scheveningen van Anton Mauve, en foto’s van Alexandrine Tinne.
De directies van de betrokken musea – Haags historisch museum, Gemeentemuseum, Mauritshuis, Museum Bredius, Escher in het paleis, Museum Beelden aan Zee, Panorama Mesdag, Stroom Den Haag, de Mesdag Collectie, woonhuis Alexandrine Tinne – waren allemaal direct bereid mee te werken aan het project. Het Gemeentemuseum heeft zich extra ingespannen in de totstandkoming van de productie.
De video's werden voor het eerst getoond in het Gemeentemuseum op 24 mei 2012 met een feestelijke lancering van haagsekunstgrepen.nl. De video wordt op talrijke instituten voor doven en slechthorenden getoond.
Haagse kunstgrepen is de naam van een internetsite die op 24 mei 2012 werd gelanceerd. Vi-taal ging daartoe over om gebarentaal aan een groter publiek te laten zien. Het was eigenlijk een logisch vervolg van het ‘vertalen’ van boeken, video's en dvd's. Internet opende de deur naar een veel groter publiek dat bovendien gratis kennis kon nemen van het aangeboden product. De site biedt bovendien de mogelijkheid om aanvullende informatie te verschaffen. Daarnaast komen middels een ondersteunende stem ook horenden binnen bereik. www.haagsekunstgrepen.nl kende in twee jaar tijd meer dan 45.000 bezoekers hetgeen erg hoog is voor een gespecialiseerde site als deze.
Heinke Nederlof (geboren in 1933) groeide als normaal horend mens op met dove ouders. Ze schreef haar ervaringen op. Zoals, bijvoorbeeld, hoe het is om als kind op de lagere school, steeds met papa of mama mee te moeten om als tolk te fungeren.
Bij traditionele uitgevers bestond weinig animo om het verhaal van Heinke voor zo'n kleine markt uit te brengen. Dus klopte ze bij Vi-taal aan. Ook al ligt het onderwerp iets bezijden gebarentaal, het is wel verwant. Ook hier wordt gezocht naar erkenning. Aan het aan een breder publiek bekend maken van het onderwerp.
Vi-taal bracht het werk van Heinke Nederlof als boek op de markt, aangevuld met informatie over de Stichting Coda (Children of deaf adults) die zich inzet voor mensen als Heinke Nederlof.
Het boek, getiteld ‘Kinderen die horen’ werd op 18 mei 2012 in Theater het Spui te Den Haag officieel gepresenteerd. Het eerste exemplaar werd aan schrijver Kader Abdolah aangeboden. Abdolah schreef zelf het boek ‘Spijkerschrift’ waarin hij vertelde over zijn dove vader. Met andere woorden: hij wist precies waar Heinke Nederlof het over had.
Bijvoorbeeld over deze situatie: ‘Mijn vader vroeg eens aan mij of het geluid maakte als de zon op de bladeren scheen. Ik was 18 of zo. Ik was zo verbaasd dat hij dat pijnlijk van mijn gezicht heeft moeten aflezen. Maar het is mij bijgebleven als een ontroerend moment. Ik heb het later twee maal aan een horend iemand toevertrouwd. Maar die moesten is beide gevallen om mijn vader lachen. Zo moeilijk is het je te verplaatsen in doof zijn. Later heb ik mij afgevraagd: Vader, waarom kon je dat nu pas aan mij vragen? Was er niemand in je leven voordien, aan wie je dat kon of durfde te vragen? Heeft nooit iemand je dat verteld?’
Het boek is te koop in de Gebarenwinkel.
Dit project kende een lange ontwikkeling. Al in 1999 begon Vi-taal te werken aan vormen van communicatie tussen doven en horenden. Dat leidde in 2001 tot de opening van de eerste Teletolkkamer ter wereld op het stadhuis van Den Haag. (bekijk: pdf)
De gedachte daarachter was de volgende. Stel een dove moet op het gemeentehuis bij een ambtenaar zijn. Dan moet er altijd iemand met de dove mee die het gesprek als het ware ‘vertaalt’. Wat de dove via gebarentaal duidelijk maakt, moet in gesproken woord tot de ambtenaar komen en vise versa. Kan er niemand met de dove mee dan moet er van elders een tolk bijgehaald worden.
De Teletolkkamer voorzag erin dat een dove met een beeldtelefoon middels gebarentaal duidelijk maakte wat hij wilde zeggen. Dat werd met de camera van de beeldtelefoon live opgenomen. Op afstand – in een andere ruimte – zat een tolk die de gebaren live omzette in woorden voor een ambtenaar of iemand anders. Diens antwoord ging op dezelfde wijze terug naar de dove. Dit alles gebeurde nog met een gewone telefoonverbinding. Het systeem betekende meer privacy voor de doven maar ook meer zelfstandigheid. Communiceren op afstand werd met dit systeem mogelijk. Vi-taal gaf demonstraties met een tolk in de klas en op bijeenkomsten waar ook veel doven aanwezig waren.
Later kwamen de breedband internetverbindigen die het beeldbellen via het internet mogelijk maakten.
Dat gaf weer de mogelijkheid om naast beeld en geluid ook tegelijkertijd tekst te gebruiken.
Systemen als Skype en Facetime hadden weer het probleem dat ze niet met elkaar konden bellen. Een dove met Skype kon geen gesprek voeren met een dove die Facetime bezat. Vi-taal werkte in 2008 aan de ontwikkeling van een speciale telefooncentrale waardoor dit euvel verholpen werd. Met andere woorden: een zelfstandige, onafhankelijke server waardoor doven met elkaar in beeld en tekst konden communiceren ongeacht het systeem dat zij gebruikten. Zeg maar via een soort ‘open netwerk’.
Ondanks alle inzet is de onafhankelijke Telebeeld-server er nooit gekomen. Commerciële en andere belangen kregen bij de diverse partijen die interesse in het project hadden de overhand. De overheid bood daarbij geen tegenwerk doch legde zich bij deze ontwikkeling neer.
Op initiatief van Vi-taal kwam er op 11 mei 2007 via beeldtelefoon contact tussen dove leerlingen van de scholengemeenschap Effatha in Voorburg, en dove leerlingen van Scol Myrna Dovale in Willemstad Curaçao. (bekijk: pdf)
Vi-taal vond het nodig en nuttig dat de kinderen op deze wijze contact met elkaar kregen en middels gebarentaal informatie met elkaar konden uitwisselen. Het eerste gesprek duurde ongeveer drie kwartier. Daarin kwam bijvoorbeeld het grote tijdverschil aan de orde. Daar kwamen de kinderen net op school, terwijl de leerlingen hier op het punt stonden om naar huis te gaan. De leerlingen in Willemstad wilden ook alledaagse dingen weten, bijvoorbeeld of ze intern woonden, of dat ze gewoon naar huis gingen. (bekijk: pdf)
Voor doven is het belangrijk informatie uit te kunnen wisselen, omdat een informatie achterstand gepaard gaat met een ontbrekend maatschappelijk inzicht.
Het ideaal was de leerlingen wekelijks via de verbinding met elkaar in gesprek te laten, ook aan de hand van gerichte opdrachten. Dat plan is nooit realiteit geworden. Alhoewel Vi-taal een beeldtelefoon aan de school op Curaçao leverde. Tijdgebrek aan Nederlandse kant werd als argument aangevoerd om het niet te herhalen.
Begin 2006 stapt een heer de Gebarenwinkel van Vi-taal binnen. Raymond Langewen stelt zich voor als medewerker van danser en choreograaf Jirí Kylián.
De wereldberoemde Tsjech wilde voor zijn nieuwe ballet iets gaan doen met gebarentaal. Kylián had ook al een heel duidelijke voorstelling: het laatste gedicht van Samuel Beckett ‘What is the Word’ moest in gebarentaal vertaald worden.
Vi-taal ging met dit eervolle verzoek aan de slag. Tony Bloem – zelf doof – maakte in Nederlandse gebarentaal een literaire vertaling van het gedicht. Dat werd op video vastgelegd. Vervolgens werden er in het Engels ondertitels aan toegevoegd.
Kylián gebruikte de vertaling voor het begin van zijn ballet Tar & Feathers dat op 9 maart 2006 in het Lucent Danstheater te Den Haag zijn wereldpremière kende. De dansers van het Nationaal Dans Theater (NDT) interpreteerden de vertaling in hun dans. Op de achtergrond was de stem van Jirí Kylián zelf te horen die het gedicht van Beckett in het Engels voordroeg.
Waarschijnlijk liet Kylián zich door gebarentaal inspireren, omdat gebarentaal net als ballet visueel is, waarbij het gaat om beweging en ruimte. Het ballet is over de hele wereld opgevoerd.
(County Dublin, Ireland, April 13th 1906
Paris, France, December 22nd 1989)
for Joe Chaikin (1989, Beckett’s last poem)
folly ‐
folly for to ‐
for to ‐
what is the word ‐
folly from this ‐
all this ‐
folly from all this ‐
given ‐
folly given all this ‐
seeing ‐
folly seeing all this ‐
this ‐
what is the word ‐
this this ‐
this this here ‐
all this this here ‐
folly given all this ‐
seeing ‐
folly seeing all this this here ‐
for to ‐
what is the word ‐
see ‐
glimpse ‐
seem to glimpse ‐
need to seem to glimpse ‐
folly for to need to seem to glimpse ‐
what ‐
what is the word ‐
and where ‐
folly for to need to seem to glimpse what where ‐
where ‐
what is the word ‐
there ‐
over there ‐
away over there ‐
afar ‐
afar away over there ‐
afaint ‐
afaint afar away over there what ‐
what ‐
what is the word ‐
seeing all this ‐
all this this ‐
all this this here ‐
folly for to see what ‐
glimpse ‐
seem to glimpse ‐
need to seem to glimpse ‐
afaint afar away over there what ‐
folly for to need to seem to glimpse afaint afar away over there what ‐
what ‐
what is the word ‐
what is the word
In opdracht van het Bureau voor dienstverlening aan doven en slechthorenden – nu beter bekend als GGMD (Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Dienstverlening) – maakte Vi-taal de website 'Meldpunt seksueel misbruik doven'.
Aanleiding voor de ontwikkeling van de website was een schandaal in Sint Michielsgestel dat nationaal aandacht kreeg. De website is in 2016 opgeheven.
De website was geheel tweetalig. De voorlichting over mogelijk sexueel misbruik werd op video in gebarentaal uitgelegd. Doven konden in gebarentaal anoniem met een dienstverlener praten.
Vertaling video 1
Seksueel misbruik betekent dat je seksuele dingen moet doen die je niet wilt. Of dat iemand dingen bij jou doet die je niet prettig vindt. Seksuele dingen zijn bijvoorbeeld: iemand aanraken, zoenen, vrijen, maar ook sexfilms kijken. Vaak heb je pas later het gevoel dat je het niet wilde.
Is dit bij jou gebeurd, nu of langer geleden? Of heb je er vragen over? Het Meldpunt kan je helpen. Je kunt alles vragen of vertellen aan het Meldpunt. Je hoeft je niet te schamen. Ook als je twijfelt of je misbruikt bent, kun je gewoon bellen of mailen.
Het Meldpunt is speciaal voor dove of slechthorende mensen. Maar ook familie, leerkrachten en hulpverleners van doven of slechthorenden kunnen bij het Meldpunt terecht
Vertaling video 2
Van mijn 12de tot mijn 15de, had ik regelmatig seks met mijn vader.
Ik dacht dat dat gewoon was.
Met mijn vriendinnen heb ik er nooit over gepraat.
Ik vond het niet fijn, maar het moest.
Gelukkig stopte het, toen mijn vader van huis wegliep.
Ik ben nu 35 en al 11 jaar getrouwd.
In het begin hadden mijn man en ik alleen maar ruzie over seks.
Ik raakte in paniek als hij met me wilde vrijen.
Het ging zo slecht dat we bijna wilden scheiden.
Toen hebben we hulp gezocht.
Met de dovenhulpverlener konden we praten over onze problemen:
over onze relatie en ook over seks.
En toen kon ik mijn verhaal over mijn vader vertellen.
Tussen mijn man en mij gaat het nog niet super.
Maar het gaat steeds beter.
Ik ben blij dat we hulp gezocht hebben.
Vertaling video 2
Seks tussen volwassenen en kinderen is niet gelijkwaardig. Als iemand ouder, groter of sterker is dan jij, dan is het vaak moeilijk om 'nee' te zeggen. Dus als ouders, leraren, priesters, groepsleiders of andere volwassenen met een kind willen vrijen, dan is dat niet normaal.
De idee stamde eigenlijk al uit 2004. Tony Bloem en zijn de eveneens doof zijnde echtgenote hadden zich aangeleerd zelf bedachte verhalen in gebarentaal aan hun twee horende dochters te vertellen. De verzameling was inmiddels zo aardig geworden dat Tony, in samenwerking met Vi-taal, bedacht dat het misschien aardig was de verhalen voor kinderen op video vast te leggen. Zo kon ook getoond worden dat gebarentaal feitelijk een gewone taal is en er net zo mee omgegaan kan worden als het gesproken Nederlands. Extra motivatie vormde het feit dat er in die periode niets voor jonge dove kinderen op de markt was.
De verhalen waren eerst uitgeschreven in gebarentaal, dat wil zeggen volgens een speciale notatiemethode, en pas daarna vertaald naar het Nederlands. Op deze manier werd het niet alleen mogelijk opnamen van de verhalen te maken, inclusief herhalingen. Er kon tevens een stem aan de beelden worden toegevoegd zodat het product ook voor horenden geschikt werd. Acteur Marc Krone sprak de tekst in. De verhalen werden geïllustreerd met tekeningen van Coccie van Duin en muziek van Joshua Samson.
De dvd De avonturen van Aap kreeg een lengte van 60 minuten. Het project werd mede mogelijk gemaakt door Viataal, nu onderdeel van Kentalis. De verhalen zijn nu te bekijken op haagsekunstgrepen.nl.
Om het project een grotere bekendheid te geven koos Vi-taal voor een officiële presentatie door een bekende Nederlander. Daarbij kwam Vi-taal uit bij de Stichting Lezen en Schrijven waarvan Prinses Laurentien voorzitter is. Deze stichting richt zich speciaal op laaggeletterden. Circa 80 procent van de doven heeft moeite met begrijpend lezen, dus er lag een relatie tot het werk van de stichting.
Op 22 maart 2005 nam Prinses Laurentien tijdens een feestelijke bijeenkomst in theater De Speeldoos te Vught het eerste exemplaar van de dvd in ontvangst in aanwezigheid van zo’n 200 dove en horende kinderen. De dove kinderen kwamen uit het doveninstituut in Sint Michelsgestel, de horende kinderen van een lagere school uit Vught.
Op het toneel werden een Aapverhaal afwisselend verteld door Tony Bloem en Prinses Laurentien. Dit in een ‘bos’ van tekeningen van Coccie van Duin. Marc Krone speelde de boswachter, de muziek van Joshua Samson werd live uitgevoerd. De voorstelling was éénmalig; de dvd wordt nog steeds gebruikt.
De krant Spits meldt in een bericht over de dvd-productie De avonturen van Aap die door Prinses Laurentien in ontvangst is genomen. Er wordt aangegeven dat het gaat om een tiental korte verhalen. Bij het artikel een foto met Tony Bloem.
De Telegraaf heeft een foto met bijschrift waarin de lezer wordt meegegeven dat De avonturen van Aap geen vertaling is van een boek in gebarentaal maar dat de teksten in gebarentaal zijn geschreven. Er wordt op gewezen dat Prinses Laurentien de stukken voorlas die Tony Bloem dan integraal in gebarentaal omzette.
Het feit dat het Vlaams parlement voor het eerst een doof lid kreeg, Helga Stevens, leidde tot een vraag aan Vi-taal. Kon er een demonstratie van de beeldtelefoon gegeven worden? Zo zou mevrouw Stevens de debatten via haar gebarentolk – die niet nadrukkelijk aanwezig mocht zijn in de vergaderzaal – direct volgen. Het Vlaamse parlement verdient een pluim dat zij initiatief namen om te voorzien in een oplossing voor een doof parlementslid.
Vi-taal verzorgde op basis van dit zeer eervolle verzoek een geslaagde demonstratie waarbij ook gewerkt werd met een intern, beveiligd, circuit. Het was de bedoeling dat in alle veertien vergaderzalen van het parlementsgebouw een soortgelijke voorziening zou komen.
Er ontstonden echter problemen. De tolken bleken hun gebaren vaak niet binnen het beeldscherm van de beeldtelefoon te kunnen houden waardoor een deel van de vertaling verloren ging. Daarnaast ontstonden er vragen rond het feit dat een Nederlandse instantie zoiets moest leveren in plaats van Belgacom, de Belgische tegenhanger van KPN. Dat Vi-taal de eerste in Nederland was die met een soortgelijke voorziening kwam, deed niet ter zake.
Uiteindelijk kocht het Vlaamse parlement twee beeldtelefoons van Vi-taal. Met de aanschaf werd het project afgerond. (bekijk: pdf)
Den Haag adverteert zich onder meer als internationale stad voor vrede en veiligheid. Er gebeurt in de Hofstad echter ook heel veel voor kinderen, gericht op boeken en lezen. Denk aan de bibliotheken, het Kinderboekenmuseum, de Kinderboekenmarkt, de enorme verzameling kinderboeken in de Koninklijk Bibliotheek of museum Meermanno, het oudste boekenmuseum ter wereld.
Vi-taal ontwikkelde de website Kinderboekenstd.nl. Een onderdeel van de website zijn ‘zwerfverhalen’ door Den Haag. Het zijn looproutes door de Hofstad waarbij kinderen worden geleerd om op een andere manier naar de omgeving te kijken. Onderwerpen van de routes zijn bijvoorbeeld de schrijver Multatuli, de ontdekkingsreizigster Alexandrine Tinne of het Loosduins Museum. Nog meer routes zijn via Kinderboekenstad te downloaden. Sommige zijn tevens in het Engels vertaald.
Naast de zwerfverhalen zijn er andere leuke onderdelen voor kinderen te vinden. Vi-taal maakte een Gedichtenstation, Perpetuemverhalen, Wijkenspel en tien verhalen in gebarentaal voor de website.
Op 10 oktober 2002 organiseerde Vi-taal in museum Museon te Den Haag een speciale gebarentaaldag voor kinderen. Eerder dat jaar werd de schrijver Rindert Kromhout gevraagd het geschenk voor de kinderboekenweek te schrijven. Bij Vi-taal ontstond het idee om het boek te vertalen naar gebarentaal. Dat was nog nooit eerder gebeurd. Vi-taal zocht contact met de schrijver en de uitgeverij. Beiden waren meteen enthousiast.
Cruciaal voor Vi-taal was de lengte van het verhaal dat Kromhout zou gaan schrijven. Ten behoeve van dove kinderen moest het werk immers op één videoband geregistreerd kunnen worden. Met een opgegeven lengte van 2000 tekens zou dat moeten lukken. Helaas was er sprake van een misverstand. 2000 tekens bleken 2000 woorden te zijn. Een ‘vertaling’ daarvan in gebarentaal zou zo’n 4,5 uur vergen.
Er werd besloten het werk van Rindert Kromhout, ‘Boris en het woeste water’, in te korten. Er bleef uiteindelijk 2,5 uur over; goed voor een extra lange videoband. Nadat de ingekorte versie getoond was aan de schrijver moest deze een nachtje nadenken. Vervolgens gaf hij groen licht voor het project met een compliment aan Marijke de Jong, die de inkorting voor haar rekening had genomen.
Naast de vertaling van het verhaal door Tony Bloem in gebarentaal, vertelde acteur Marc Krone het verhaal synchroon in het Nederlands. De productie werd onder verdeeld in hoofdstukken van zo’n tien minuten zodat kijkers niet de hele videoband ineens hoefden te bekijken of te beluisteren. Onder het verhaal werden passende beelden gemonteerd; opnamen speciaal gemaakt in de Ardennen.
De video werd in eerste instantie aangeboden op de Kinderboekenmarkt. De beelden zijn op de website haagsekunstgrepen.nl te zien. Vi-taal wilde echter ook iets speciaals organiseren rond het project. Dat werd de Gebarenspeciaaldag in Museon.
Voor die dag werden 200 dove kinderen uit Sint Michelsgestel, Amsterdam, Rotterdam en Zoetermeer met bussen naar Den Haag gebracht. Met het doveninstituut in Groningen werd een verbinding per beeldtelefoon gelegd.
De kinderen kregen een programma voorgeschoteld waarin onder meer beroepen werden getoond waarin veel gebaren worden gebruikt. Bijvoorbeeld een voetbalscheidsrechter, een politieagent, een duiker en een dirigent. Het laatste beroep werd uitgebeeld door de dirigent van het Haags jeugdorkest die al dirigerend van achter uit de zaal opkwam en met zijn bewegingen de hele zaal muisstil kreeg.
Naast de presentatie van de videoband ‘Boris en het woeste water’ was er een optreden van Hakim uit Sesamstraat. Voor de kinderen waren er ook speciale rondleidingen in het museum waarbij ze in groepjes van tien een rondgang maakten, begeleidt door iemand van Museon en een gebarentolk voor een visuele uitleg.
Met de Gebarenspeciaaldag kon extra publiciteit gegenereerd worden voor ‘Boris en het woeste water’ en de problematiek van dove kinderen en het gebruik van gebarentaal.
Het persbericht van Vi-taal kent als opschrift ‘In de ban van het gebaar’. Er wordt op gewezen dat het kinderboekenweekgeschenk 2002 in gebarentaal gepresenteerd zal worden tijdens een speciale gebarendag in het Museon in Den Haag. ‘Voor het eerst in de geschiedenis is het kinderboekenweekgeschenk vertaald en toegankelijk gemaakt voor dove kinderen’, aldus het persbericht waarin het evenement ‘een nieuwe stap naar acceptatie van de gebarentaal in de maatschappij’ wordt genoemd.
De Volkskrant schrijft in een kort nieuwsbericht dat er voor het eerst een boek in gebarentaal is omgezet. Het AD heeft een foto met onderschrift. Datzelfde doet Metro. Ook Onze Taal meldt het evenement.
Sandra Put bericht in de Haagsche Courant dat taal meer is dan gesproken en geschreven woorden. Ook zij meldt dat voor het eerst een kinderboekenweekgeschenk vertaald is in gebarentaal; van boek naar video. Put schrijft dat lezen voor dove kinderen zoiets is als het ontcijferen van een vreemde taal. Zij citeert Ruud Janssen over de relatie tussen gebarentaal en het Nederlands: "Je moet eerst je eigen taal onder de knie hebben. Dan pas wordt Nederlands toegankelijk." Put betoogt dat een horende geen touw kan vastknopen aan het gezwaar, geklop en getok van doven. Waarom ze plots lachen is onduidelijk.
In Woord en Gebaar, onafhankelijk dovenblad, wordt Tony Bloem een ‘meestergebarenverteller’ genoemd. In een interview zegt hij: 'Ik wil zo dicht mogelijk bij de tekst blijven. Het verhaal is van de schrijver, niet van mij.' Ook zegt Bloem: 'Ik zie voor mij hoe het verhaal gaat. Handen en gezichtsexpressie volgen vanzelf.' Bloem zegt notities te maken over wat de rechter- en linkerhand doen alsmede de gezichtsexpressie. Soms schrijft hij een woord op als geheugensteun of maakt hij een tekening van een gebaar. 'Het is lastig om een mooie zin in gebarentaal op papier te krijgen', aldus Bloem. Hij stelt dat het leuk zou zijn een stripverhaal van Asterix om te zetten in gebarentaal omdat dit verhalen zijn met veel beelden.
In 1997 vond in Klein Carré te Amsterdam de opvoering plaats van het beroemde verhaal King Kong, maar nu in gebarentaal. Daarvoor had Tony Bloem, zelf doof, een literaire vertaling in gebarentaal gemaakt.
Van de theatervoorstelling was echter geen film- of videoregistratie gemaakt. Aangezien de vertaling door Tony Bloem van een zeer hoog niveau was, heeft Vi-taal de vertaling vastgelegd.
In 2015 zijn de beelden gehermonteerd en te bekijken op
haagsekunstgrepen.nl.
Hiermee wordt de vertaling bewaard voor de toekomst en maakt het deel uit van het doof erfgoed.
In 2015 is de videoregistratie opnieuw gemonteerd en van extra animatie voorzien. De film is gedigitaliseerd in een hoge resolutie en nu geschikt voor filmhuizen.
Een dove die naar het stadhuis moest om iets met een ambtenaar te regelen had altijd een tolk nodig die mee gaat. Een familielid is de makkelijkste optie mits die gebarentaal beheerst. Het inhuren van een echte tolk moet al weken van te voren. Spontaan iets regelen kon in 2001 niet.
Bij Vi-taal was men begonnen in de tijd van de fax: een apparaat waarmee doven ook een alledaagse boodschap kunnen overbrengen. Er konden immers plaatjes en boodschappen mee worden verzonden. Later kwam de beeldtelefoon op de markt. Een doorbraak bracht de introductie van ISDN-lijnen. Dit is een verbinding waarmee meerdere signalen getransporteerd konden worden, bijvoorbeeld om tegelijkertijd te telefoneren en te faxen.
Dat was een hele vooruitgang. Met ISDN was de bandbreedte zo groot dat ook beeld met redelijke kwaliteit worden overgebracht, goed genoeg voor een gesprek in gebarentaal. Vi-taal introduceerde het idee van de Teletolk. Een teletolk is een tolk gebarentaal die op afstand het gesprek tussen een horende en een dove vertaalt.
Het concept van de teletolk wilde Vi-taal demonstreren op het Haagse stadhuis. Een demonstratie vond plaatst voor toenmalig wethouder Jetta Klijnsma. Zij gaf uiteindelijk toestemming voor het project. Er vond een gesprek plaats op haar kamer tussen mevrouw Klijnsma en de dove Alexander Bosman, toendertijd secretaris van Dovenschap. De tolk bevond zich in Utrecht.
De tolk van de Hogeschool Utrecht vertaalde de gebaren van Bosman in gesproken Nederlands. Die tekst was via de beeldtelefoon voor Jetta Klijnsma te horen. Het systeem werkte ook in omgekeerde richting waarbij de tolk het gesproken woord weer omzette in gebarentaal.
Bij de presentatie waren journalisten van de nationale pers aanwezig. De aanwezigen waren stomverbaasd over het resultaat. Het was een wereldprimeur. Met het systeem konden doven voortaan zelfstandig contact hebben met ambtenaren waardoor ook hun privacy beter werd gewaarborgd. Vi-taal werkte uiteindelijk zo’n tien jaar aan het project. (bekijk: pdf)
Uiteindelijk werd de teletolk weinig gedragen in de dovengemeenschap en is het niet gemeengoed geworden. In 2010 is de teletolkkamer op het Stadhuis opgeheven.
In het blad KPN NU staat een reportage over telecommunicatie die voor iedereen toegankelijk moet zijn. Daarin wordt Peter Pichel, manager aangepaste voorzieningen, opgevoerd. Die stelt dat het gaat om dienstverlening aan een belangrijk deel van de 8 miljoen klanten van KPN. Volgens hem kan er door het intelligent aan elkaar knopen van bestaande middelen al veel bereikt worden.
Operator Gretie Wijdenes vertelt over de teksttelefoonservice. Zij leest de door de dove getypte tekst voor aan de horende. Die praat terug. Diens woorden tikt Gretie weer uit ten behoeve van de dove. De service bestaat sinds 1984 en is dag en nacht beschikbaar. Er worden per 24 uur dik 600 gesprekken gevoerd. KPN heeft daarvoor 70 mensen beschikbaar. Aleide Koot gebruikt de teksttelefoon. Zij zegt weinig in een beeldtelefoon te zien omdat ze geen gebarentaal verstaat en ook niet goed kan liplezen.
Ruud Janssen komt in KPN NU ook aan het woord. Volgens hem zijn er 900.000 slechthorenden waarvan 24.000 zwaar slechthorend en doof zijn. Volgens hem zal de beeldtelefoon het winnen van de teksttelefoon omdat doven visueel zijn ingesteld en zich prima in gebarentaal kunnen uiten. Het beperkte aantal tolken noemt hij wel een probleem.
De Haagsche Courant bericht over de komst van een teletolk in het Haagse stadhuis, een initiatief van Vi-taal waardoor tolken veel minder hoeven reizen hetgeen hen kostbare tijd bespaart. Een kort bericht met foto siert ook De Posthoorn.
Trouw meldt ‘Doven kunnen tolken raadplegen via camera’. Voor het eerst wordt het tekort aan tolken bestreden, stelt de krant. In Nederland is er alleen de fax of de teksttelefoon. Ruud Janssen: 'Daarvoor moet je schrijven. Dat kost tijd en doven kunnen met alleen tekst hun emoties niet goed kwijt. Doven schrijven bovendien niet graag in het Nederlands. Dat is voor hen een vreemde taal.' Ruud merkt ook op dat het aantal tolken van 40 naar 400 moet. Volgens Trouw is de tolkenvereniging NBTG enthousiast over de teletolk, net als de Dovenraad.
Ook Metro meldt de komst van een online doventolk in het Haagse stadhuis. Ruud Janssen voorspelt in het blad dat er binnen een jaar teletolken zullen zijn bij elke gemeente, op politiebureaus en bij arbeidsbureaus.
Het ANP bericht dat de teletolk het gebrek aan doventolken moet opvangen. Er zijn maar 80 tot 100 tolken waarvan er 30 full time werken, aldus het persbureau. Ruud Janssen noemt teletolk ‘een doorbraak’ en stelt dat alle openbare gebouwen zo’n voorziening moeten krijgen. 'De toegankelijkheidsdrempel voor doven en slechthorenden gaat zo een stuk naar beneden', aldus Ruud.
In een persbericht zegt de Gemeente Den Haag dat het gaat om de eerste demonstratie van de teletolk. Het concept zal verder uitgewerkt worden in overleg met tolkenorganisaties. De gemeente zelf bekijkt hoe teletolk toegepast kan worden in het stadhuis.
In het Reformatorisch Dagblad schrijft J. Visser onder de kop ‘Op afstand tolken voor doven’ dat het teletolken nog in de kinderschoenen staat. Den Haag en Leeuwarden hebben belangstelling. De TU Delft doet onderzoek naar knelpunten. Visser spreekt over ‘lichtoverlast’ en de noodzaak van een zodanige beeldkwaliteit dat de tolk ook kan liplezen.
De Telegraaf meldt in 2006 dat de teletolk in gevaar is. Volgens de gemeente Den Haag wordt de voorziening – die sinds 2001 gratis gebruikt kan worden – weinig benut.
Op 1 januari 2002 verving Nederland de gulden door de euro. Het ministerie van Financiën organiseerde daartoe een grote voorlichtingscampagne voor iedereen in Nederland. Die campagne bestond uit twee delen. In 2000 werd al gestart met een actie onder het mom ‘Stap voor stap naar 2002’. In 2001 volgde daarop ‘Aftellen naar de euro’.
Het ministerie van Financiën zorgde voor voorlichtingsmateriaal in haast alle talen, inclusief het brailleschrift. Vi-taal werd benaderd om de informatie voor doven toegankelijk te maken voor doven. De brochure die Financiën al had gemaakt werd door Tony Bloem helemaal, van a tot z, vertaald naar gebarentaal. De opnamen vonden op verschillende locaties zoals De Munt in Utrecht en de Beurs in Amsterdam plaats.
Op Financiën was men zeer enthousiast over deze ‘normale’ vertaling. De gratis videoband en dvd kwamen tussen alle andere voorlichtingsmaterialen te liggen. De eerste exemplaren werden door toenmalig minister van Financiën Gerrit Zalm in ontvangst genomen op een feestelijke bijeenkomst in het Effatha doveninstituut te Voorburg.
Na ‘Stap voor stap naar 2002’ werd later een tweede ‘aflevering’ gemaakt ‘Aftellen naar de euro’.
De Nederlandse aanpak was uniek in Europa. Niet alleen de speciale uitgaven voor doven maar ook het feit dat het materiaal gewoon tussen ander voorlichtingsmateriaal als gelijkwaardig werd gepresenteerd oogstten overal lof en applaus.
Jeroen Sprenger, destijds directeur voorlichting op Financiën, zei: 'We hebben alle doelgroepen op respectvolle wijze benaderd. Wij zijn niet op de hurken gaan zitten, we hebben niet gedreigd, wij hebben nergens gebagatelliseerd. We hebben in overleg met vertegenwoordigers van bijzondere doelgroepen gezocht naar manieren van communiceren die aansloten bij de eigen wensen en behoeften.'
Bij de introductie van een nieuwe munt hoort een nieuw gebaar. Al in 1999 organiseerde Vi-taal op hun website een speels 'gebarenreferendum'. Vi-taal deed een voorzet met drie voorstellen voor een nieuw gebaar voor Euro. Er kwamen nog een aantal Nederlandse maar ook Duitse voorstellen bij.
Het referendum werd warempel een internationale aangelegenheid. Behalve uit Nederland ontvingen wij ook stemformulieren uit Duitsland, België, Zwitserland, Frankrijk, Japan, Engeland en de Verenigde Staten.
560 inzenders vanuit heel Europa stuurden hun voorkeur in en ruim de helft koos voor één van de voorstellen van Vi-taal. Dit gebaar was gebaseerd op het valutasymbool van de Euro: een korte beweging, een 'C' met de twee iets gespreide vingers als liggende streepjes.
Het doel van het 'gebarenreferendum' was niet zo zeer om een nieuw gebaar voor te schrijven, maar om op een speelse manier te laten zien dat gebarentaal leeft en volop in ontwikkeling is.
Uit de folder die de tentoonstelling aankondigt: 'Hoe is het om iedereen onbegrijpelijke taal te zien spreken?' Er wordt op gewezen dat horen geen alledaagse ervaring is voor doven en hoe dat is in de dagelijkse praktijk. In de folder wordt gesproken over 'een omgedraaide wereld’ in relatie tot gebarentaal als moedertaal. Op de tentoonstelling zijn alle facetten van de gebarentaal te zien en te ondervinden. Er zijn activiteiten voor doven en horenden.
Het persbericht van de Universiteit van Utrecht geeft aan dat het bij de tentoonstelling gaat om het bekijken van taalverschijnselen. ‘Wat is taal? Wat zijn de bouwstenen voor taal? Hoe maken we taal met ons lichaam?’ Er is een cultureel en educatief programma gekoppeld aan de tentoonstelling. Bezoekers kunnen zelf gebaren maken in een gebarenruimte.
De Kijk!Taal tentoonstelling was in meerdere opzichten uniek. Het was voor zover bekend de eerste tentoonstelling over taal. Ook de interactieve opstellingen waren speciaal. Bezoekers kunnen vanuit Utrecht met de beeldtelefoon bellen naar Vi-taal in Den Haag. Een andere opdracht is om een filmpje met een verhaal in gebarentaal te herhalen, dit werd opgenomen. Andere bezoekers keken mee met de resultaten. Ook kan je je eigen naam in het handalfabet uitprinten. Deze technische mogelijkheden zijn zeer vernieuwend.
Mieke Zijlmans gaat in de Volkskrant in op de tentoonstelling. ‘Praten met je handen’ luidt de titel van haar stuk. Zij wijst erop dat het aantal musea waar de bezoeker de handen niet thuis moet houden, klein is. In dit geval is het zo dat het merendeel van de tentoongestelde zaken pas tot hun recht komen als de bezoekers er juist wel aan zit. De expositie vindt zij prachtig. Zijlmans stelt dat de bezoeker een helder inzicht krijgt in de praktische consequenties van het communiceren zonder geluid. ‘gebarentaal is ingenieus’ schrijft zij.
Interpres, het blad van de beroepsgroep tolken gebarentaal, heeft een recensie van Suzanne Davina. Zij stelt dat doven zich erg welkom op de tentoonstelling voelen omdat zij in hun moedertaal worden aangesproken. Dat is volgens haar uniek in Nederland.
Lies Schut constateert in de Telegraaf dat gebarentaal aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Ruud Janssen zegt: 'Het is een misverstand te denken dat taal per definitie iets is dat geluid maakt. Dat talen hoorbaar zijn, zijn we gewend. gebarentaal is een visuele taal. Het maakt niet uit of de informatie via de oren of ogen binnenkomt. Er zijn twee communicatiekanalen. In beide gevallen zijn hersens nodig die de boodschap betekenis geven.'
De Doofkrant opent met een groot verhaal over de tentoonstelling geschreven door Sandra van de Hoff. Zij citeert Tony Bloem: 'Het is de bedoeling dat mensen ervaren wat taal is door er iets mee te doen. Zelf doen maakt mensen bewuster. Het gaat erom dat mensen door te spelen met gebaren aan den lijve ondervinden wat het is.' Ruud Janssen komt ook aan het woord: 'Veel mensen denken dat gebarentaal buitenaards is, primitief, geen echte taal.' Elders zegt hij: 'Horenden beseffen niet hoeveel zij weten van de visuele kant van taal.'
In de Haagsche Courant gaat Joke Korving in op de tentoonstelling onder de kop ‘Verbroedering door gebarentaal’. Tony Bloem zegt in haar artikel: 'Eigenlijk zou het Journaal altijd in gebarentaal te zien moeten zijn. Nu moeten we ons behelpen met teletekst en dat is maar 20 procent van alle informatie.' Ruud Janssen ziet positieve ontwikkelingen in de wereld. Hij constateert dat doven snel verbroederen omdat ze allemaal dezelfde problemen ondervinden. Nationaliteit of ras maakt niet uit.
Uit een bericht van de Universiteit van Utrecht blijkt dat de volgende media ook aandacht gaven aan de tentoonstelling: Trouw, Utrecht Nieuwsblad, Stadskrant, blad van de universiteit zelf, ANP, BN/De Stem, NPS radio, Radio M, Radio Hilversum, Talk radio, Radio Soest, NOS, Stadsomroep, KRO, Libelle en Onze Taal.
In dit jaar werkte Vi-taal mee aan het boek Krijg de vinkentering!, geschreven door Ewoud Sanders (1958, journalist) en Rob Tempelaars (1956, redacteur). Het boek bevat 1001 Nederlandse en Vlaamse verwensingen.
De makers kozen er bewust voor ook enkele gebaren uit de Nederlandse gebarentaal op te nemen ‘want schelden, vloeken en verwensen is niet beperkt tot de horenden’, aldus de inleiding van het boek. Voor Vi-taal was het een mooie uitdaging om scheldwoorden uit Nederlandse gebarentaal weer te geven en te laten zien dat je iemand kleurrijk kan uitschelden.
Op verzoek maakte Vi-taal een tiental tekeningen van een persoon die in gebarentaal een verwensing uitbeeldt. De prenten zijn door het boek verspreid afgedrukt en vormen de enige illustraties.
In de tien tekeningen werden de volgende gebaren uitgebeeld: tong uitsteken, fuck you, klootzak, ik heb er geen verstand van, sukkel, ik draai je de nek om, ga pissen, hoepel op, je kunt mijn kont kussen en het Amsterdamse ‘oen’.
De gebarentekeningen werden vervaardigd door Ruud Janssen, Tony Bloem en Albert van de Ven.
Download: Krijg de vinkentering! en bekijk nog meer scheldgebaren op de pagina's 21, 33, 49, 65, 81, 97, 113, 129, 145, en 159 van het boek.
In juni van 1997 bracht de Commissie Nederlandse gebarentaal een rapport uit onder de titel Méér dan een gebaar. De commissie stond onder leiding van prof. dr. Anne Baker. Met het rapport moest gebarentaal meer erkenning krijgen en moest ook de bewustwording rond doven en gebarentaal toenemen. gebarentaal diende een plek in het overheidsbeleid te krijgen.
Vi-taal werd gevraagd de gebarentekeningen voor het rapport te maken. Zo werden de direct betrokken staatssecretarissen Aad Nuis, Erica Terpstra en Tineke Netelenbos gebarend afgebeeld.
Daarnaast werd het eerste hoofdstuk van het rapport door Tony Bloem in gebarentaal vertaald naar gebarentaal. Dat werd op video vastgelegd, een stem begeleidde de tekst in het Nederlands. De video is te bekijken op
haagsekunstgrepen.nl.
De gebarentaal is in Nederland niet erkend als officiële taal. Wel steekt de rijksoverheid veel geld in onderzoek, onderwijs en facilitering. Een echte doorbraak zal er volgens Vi-taal pas komen als doven eigen zendtijd in gebarentaal krijgen. Net zoals de wekelijkse zendtijd voor programma's in het Fries. Bij een gebarentolk die in een hoekje van het tv-scherm het gesproken woord vertaald worden zowel horende als dove kijkers te veel afgeleid door het beeld.
Gebarentekening Erica Terpstra:
'Erkenning' – Het is zo'n gebaar waar niemand meer van weet waar het vandaan komt. Staatsecretaris Erica Terpstra gebaart het om er nieuw elan aan te geven.
Gebarentekening Aad Nuis:
Cultuurdrager Staatssecretaris Aad Nuis maakt een scheppend gebaar. Het is het gebaar voor 'cultuur'. Verplaatst hij echter diezelfde handvorm en beweging naar de zijkant van zijn voorhoofd dan maakt hij het gebaar voor 'creativiteit.
Gebarentekening Tineke Netelenbos:
Staatssecretaris Tineke Netelenbos laat het gebaar voor 'onderwijs' zien. De hand die het gebaar maakt, geeft automatisch zijn handvorm aan de niet dominante hand door. In gebarentalen zie je dit verschijnsel van de handen vaker voorkomen.
Vi-taal deed op verzoek van het toenmalige PTT-museum in Den Haag (nu Museum voor Communicatie) mee aan een tentoonstelling waarin de jeugd al doende kennis kon nemen van de ontwikkelingen in de communicatie. Vi-taal leverde een aantal computeropstellingen waaronder het zelf samenstellen van een gebarenpostzegel en een spel met het handalfabet. Gebarentaal werd steeds meer een onderdeel van tentoonstellingen over communicatie. Vi-taal had tot doel om misverstanden over gebarentaal uit de wereld te helpen en droeg bij aan de juiste benadering van het onderwerp.
Vi-taal werd benaderd door het Amsterdamse Theater Carré. Daar wilden ze met iets nieuws beginnen: Klein Carré. Het was de bedoeling dat nog vrij onbekende mensen van elders zich daar konden presenteren. De vraag was of Vi-taal een programma had, of kon opzetten.
In de bibliotheek zochten Daria Mohr en Ruud Janssen naar kinderboeken die geschikt waren om te vertalen naar gebarentaal. King Kong was echter te lang voor een video programma. Maar de tekeningen waren interessant omdat het beelden waren uit de oorspronkelijke film uit de dertiger jaren. De zwart-wit beelden waren door Anthony Browne door kleur voorzien. De illustraties leenden zich uitstekend voor een niet uitgevoerd idee van Ruud Janssen voor een decor. Mohr en Janssen bedachten en regisseerden de theatervoorstelling.
De gekleurde tekeningen uit het boek King Kong van Anthony Browne uit 1995 werden als beelden op geprojecteerd op losse elementen, bewegende vormen en personen. Het effect van deze bewegende witte vlakken op een zwarte achtergrond werkte zeer spectaculair, alsof je je in de film bevond.
Tony Bloem maakte van het boek een literaire vertaling in gebarentaal die erg creatief en toegankelijk was. Muziek werd verzorgd door Josef Willems op een speciaal opengewerkte piano op het toneel zodat hij de 'oorsprong' van de muziek kon laten zien. Aangezien Vi-taal altijd tweetalige producties maakt, werd het gesproken Nederlands afwisselend uitgesproken door de acteurs Helmert Woudenberg of Luc Boyer.
De productie met de premiere op 30 oktober was een groot succes en haalde nationale aandacht in de media. Na vijf voorstellen in Klein Carré trok het gezelschap het land in met voorstellingen in Utrecht, Groningen, Middelburg, Den Bosch, Schiedam, Enschedé, Haarlem, Apeldoorn, Zoetermeer en Den Haag. In alle gevallen waren de kleine zalen – capaciteit tot 300 mensen – volledig bezet. Alle kaartjes werden via de vrije verkoop aan de man gebracht.
De unieke productie stopte toen de acteurs door andere verplichtingen niet meer beschikbaar waren. Zelfs uit Brazilië kwam het verzoek om met de voorstelling langs te komen. De crew zelf was verrast voor het enorme succes. Tony Bloem was ineens een BN’er geworden.
De Stichting Fonds voor de Podiumkunsten, die subsidie toekende voor King Kong, erkent in de motivering van de subsidieverlening dat men in eerste instantie sceptisch was. Er wordt op gewezen dat gebarentaal in 1997 vermoedelijk erkend zal worden als eerste taal van doven als culturele minderheid. De beweegredenen van Vi-taal om King Kong te maken worden aangehaald: ‘Vi-taal wil gebarentaal laten zien op inzichtelijke, toegankelijke en aantrekkelijke wijze. Niet alleen voor doven maar ook voor horenden’.
Het fonds erkent dat de commissie die over de subsidietoekenning moest beslissen ‘nieuwsgierig’ was hoe de literaire aspecten van King Kong gerelateerd waren aan de uitdrukkingsmogelijkheden van gebarentaal. Volgens het fonds kan de voorstelling de ontdekking zijn van een heel bijzonder uitdrukkingsmiddel voor publiek en podiumkunstenaars. King Kong is bovendien van belang in verband met de toekomstige erkenning van gebarentaal.
Het Nationaal Revalidatiefonds besteedde in het jaarverslag aandacht aan de voorstelling King Kong. Gesteld wordt dat gebarentaal als eerste communicatiemiddel niet altijd wordt gebruikt en dat dat jammer is omdat die taal mogelijkheden genoeg heeft. Gewezen wordt dan op King Kong. Het verhaal leende zich bij uitstek voor ene levendige tweetalige voorstelling voor volwassenen en kinderen, voor doven en horenden. De voorstelling is een goede stimulans voor het gebruik van de gebarentaal, aldus het fonds. Het bevordert de emancipatie van doven. Het fonds noemt King Kong een unieke voorstelling. Het fonds droeg financieel bij om de opvoering mogelijk te maken.
Het blad Toneelschuur noemt King Kong ‘een unieke theatergebeurtenis’. De interactie tussen de dove Tony Bloem en zijn ‘vertaler’ Helmert Woudenberg is al een gebeurtenis op zich, aldus het blad. Dat het verhaal ook in muziek wordt verteld is ‘auditief en visueel interessant’. ‘King Kong is een niet alledaagse belevenis. Die mag u niet missen’, concludeert Toneelschuur.
De Provinciale Zeeuwse Courant drukte over King Kong een ANP-bericht af. Daarin staat onder meer dat woordspelingen en taalgrapjes zaken zijn die weinig voorkomen in gebarentaal. Dagblad De Stem drukt hetzelfde bericht af.
In de Theatergids van Carré zelf staat te lezen dat het theater voor doven een onbetreden terrein is. Horenden daarentegen weten nauwelijks dat gebarentaal bestaat. De voorstelling van King Kong is volgens de tekst in eerste instantie gericht op doven en hun directe omgeving.
In het AD haalt Brenda van Osch, de woorden van acteur Marc Krone – die ook meewerkt in King Kong – aan: 'gebarentaal wint het absoluut van de gesproken taal qua gevoel en subtiliteit. gebarentaal is zo expressief, die leent zich uitstekend voor het theater.' Het feit dat Helmert Woudenberg met zijn vertaling Tony Bloem volgt noemt Van Osch ‘een fascinerende puzzel’. Zij wijst erop dat in gebarentaal het onderwerp vaak vooraan de zin komt, in gesproken taal is dat lang niet altijd zo. Beeld en muziek voltooien het vierluik, aldus Van Osch.
In de Volkskrant schrijft Judith Koelemeijer onder de kop ‘De timing van een klap voor doven en horenden’ over King Kong. Ook zij citeert Marc Krone: 'De grootste ontdekking voor mij was dat gebarentaal geen hulpmiddel is maar een volwaardige taal waarin je kunt denken en dromen. Soms kun je je in gebarentaal sterker uitdrukken dan in het Nederlands.' Koelemeijer noemt King Kong ‘een uniek initiatief’ en ‘een speciale theatervorm’. Jozef Willems, die de muziek bij King Kong verzorgde, laat Koelemeijer weten dat hij nog nooit zoveel over timing heeft nagedacht als bij deze voorstelling. Daria Mohr verklaart waarom King Kong er kwam: 'Wij wilden theater maken voor jong en oud. Het aantrekkelijke verhaal van King Kong leende zich er voor. Het is goed te vertalen in gebarentaal omdat het zo beeldend en spannend is.'
Riet Diemer schrijft in Trouw onder de titel ‘Ook voor horenden is dit prachtig theater’ dat gebarentaal een rijke bron is voor de podiumkunst. Tony Bloem komt in haar verhaal aan het woord. Hij herinnert zich dat gebarentaal ook wel als apentaal werd aangeduid. 'Ze dachten dat taal alleen met je keel en oren te maken had. Later zijn ze er achter gekomen dat het ook met je hersens en handen te maken heeft. Taal is een uitweg naar buiten toe. Wij geloven dat als wij gebarentaal goed presenteren er veel meer erkenning voor zal komen.'
Onder het opschrift ‘Het samenspel van gezicht en handen’ stelt Floor de Booys in de Haagsche Courant dat voorstellingen in gebarentaal schaars zijn en dat dove acteurs moeilijk zijn te vinden. Toneelteksten in gebarentaal bestaan niet. Een normale tolk houdt geen rekening met klankrijm, woordspelingen of de ‘toon’ van de oorspron-kelijke tekst. Bij Tony Bloem is daar in King Kong juist wel allemaal aandacht voor. Daar is creativiteit voor nodig, stelt De Booys.
King Kong spoedt van hoogtepunt naar hoogtepunt schrijft Maartje Somers in Het Parool. Tony Bloem is volgens haar een geboren verteller die een band heeft met zijn publiek. Hij vertelt met een feilloos gevoel voor opbouw en timing. De gebaren zijn zo beeldend dat de toeschouwer het al begrijpt voordat de bewegingen vertaald zijn. Somers vindt King Kong een familievoorstelling waarbij kinderen opgaan in het verhaal en volwassenen de ingenieuze manier van beeld en geluid ontrafelen. Met simpele plaatjes is een wondertje gemaakt, aldus Somers.
'Dit maakt cultuur toegankelijk voor doven', stelt Harrie Tibosch, directeur van het Instituut voor doven in Sint Michelsgestel, in het Brabants Dagblad over King Kong. In het programmaboekje van de Stadsschouwburg in Utrecht staat te lezen dat King Kong een ‘fascinerende interactie tussen een horende en dove acteur’ biedt.
Felix de Rooy, theater- en filmmaker, bespreekt King Kong in het blad Markant (voor de gehandicaptensector). De Rooy noemt Tony Bloem ‘een virtuoze acteur’. Hij spreekt over ‘een zinderende voorstelling’ en ‘een multidisciplinair intiem spektakel’. De Rooy roemt de interactie tussen gebaar/woord/beweging/beeld/geluid. Dit geeft volgens hem ‘een nieuwe dimensie aan het concept van de geïllustreerde vertelling’. King Kong is een grote aanwinst voor de theatercultuur, meent De Rooy. ‘Het overstijgt de barrière tussen theater voor doven en voor horenden’. De Rooy schrijft over ‘een virtuoze vormgeving’, ‘de ‘magistrale expressiviteit van de spelers’ en de ‘sprankelende gebarentaal’.
In de Amsterdamse Zondagochtendkrant komt Marjolein Bodegraven, de programmeur van Klein Carré, aan het woord. King Kong kan gebarentaal volgens haar een algemenere bekendheid geven en een stimulans vormen voor de integratie van doven in de horende samenleving. De voorstelling zal interesse opwekken in elkaars taal en taalwereld.
Dick van den Heuvel noemt het in Nieuws van de Dag een verstandige keuze van de makers van King Kong om niet te kiezen voor een tragedie over dove mensen. Hij noemt King Kong een aanstekelijke voorstelling die geen seconde verveelt, die niet belerend moraliserend is. ‘Gewoon een plezant uitje zonder pretentie. Heerlijk’, aldus Van den Heuvel.
In de Telegraaf noemt Frank Kessel King Kong een unieke productie. ‘De toeschouwer zit op het puntje van zijn stoel. Dit is King Kong zoals het verteld moet worden’.
Aan Zet, maandblad voor mensen met een handicap, plaatste een voorstukje naar aanleiding van de première van King Kong. Het gaat volgens het blad om een theatervoorstelling in gebarentaal met in de hoofdrol een dove acteur waarbij een horende acteur zorgt voor een vertaling in het Nederlands. Over de muziek wordt opgemerkt dat die niet alleen is om te horen, maar ook om naar te kijken.
De nieuwsbrief van Theater aan de Parade maakt melding van de voorstelling. In het blad Woord en Gebaar staat naar aanleiding van King Kong dat de makers hopen dat de voorstelling ‘over en weer interesse zal opwekken voor elkaars taal en leefwereld’.
Het VSB Fonds, dat ook meebetaalde aan de realisatie van King Kong, stelt in een interne mededeling: ‘Vi-taal bewijst met King Kong dat gebarentaal ook in het theater op zijn plaats is’.
In 1994 bestonden er geen boeken voor dove kinderen terwijl daar wel behoefte aan was. Voorlezen door ouders of grootouders had voor doven geen zin. En zelf lezen is voor veel doven lastig. Daria Mohr en Ruud Janssen bedachten en regiseerden een project waarbij verhalen en versjes tweetalig (gebarentaal en sprekende taal) op video werden vastgelegd. Tony Bloem vertaalde de boeken naar gebarentaal. Samen met Gert-Jan de Kleer en Wim Emmerik werden de versjes van Annie M.G. Schmidt vertaald.
Gekozen werd voor de nieuwste kinderboeken van op dat moment bekende auteurs zoals Toon Tellegen, Imme Dros, Harrie Geelen, Hanna Kraan, Sjoerd Kuyper en Max Velthuijs. Er werden drie videobanden gemaakt met elk 4 verhalen en 2 versjes erop. De banden vonden gretig aftrek en werden in dovenkring ook aan elkaar doorgegeven.
Verhalen en versjes van Annie M.G. Schmidt zoals Dikkertje Dap en De bozige bij waren ook vertaald. Door een gebroken heup kon zij helaas niet zelf de video in ontvangst nemen. Tijdens de presentatie in jeugdtheater De Krakeling In Amsterdam nam Margreet Dolman (Paul Haenen) het op zich om Annie M.G. Schmidt het eerste exemplaar symbolisch te overhandigen. Mevrouw Dolman interviewde haar telefonisch, samen met andere aanwezige auteurs en illustratoren. Mevrouw Dolman liet ondertussen met haar vingercamera de illustraties van de verhalen zien.
Het materiaal is later op dvd gezet en nu te bekijken op www.haagsekunstgrepen.nl.
In Lees Goed, tijdschrift over kinderboeken, is te lezen dat gebarentaal een verrassende nieuwe dimensie geeft aan de tekst. Er wordt gesproken over ‘de meerwaarde van het theatrale effect’.
Bregje Boonstra verklapt in NRC Handelsblad dat zij als klein kind doof wilde zijn omdat ze dan zo lekker kon lezen. 'Maar dat is niet zo', constateert ze in een stuk met als titel Met twee handen spreken. 'Je kunt pas lezen als je erg veel van de taal hebt geleerd.'
Onder de titel Voorlezen aan doven wijst Joke Linders in het AD erop dat het project dove kinderen vertrouwd maakt het eigentijdse kinderliteratuur en ook met de Nederlandse taal, die een soort koeterwaals is voor hen. Linders geeft aan dat niet alles letterlijk te vertalen valt in gebarentaal en dat er dus wordt gewerkt met kernzinnen. gebarentaal heeft een eigen stijl en ritme, verduidelijkt zij. Linders vraagt zich wel af of Alle hens aan dek even aantrekkelijk is voor doven als horenden. ‘Ik betwijfel het’. Volgens haar had een complete verfilming van iemand die lijflijk voorleest meer te bieden aan de kijker. Toch noemt ze het project ‘een mooi initiatief’. Horenden leren veel en voor doven biedt het een unieke kans kennis te maken met literatuur.
Het Noord Hollands Dagblad schrijft dat dove kinderen nu een boekenplank kunnen aanleggen. De krant meent dat dove kinderen, als ze het verhaal éénmaal goed kennen, wellicht ook het Nederlandse boek erbij gaan pakken. Dove kinderen vinden lezen niet leuk, weet het dagblad. Geschreven Nederlands is afgeleid van gesproken Nederlands, en die taal is doven vreemd.
Klik, maandblad voor mensen met een verstandelijke handicap, maakt melding van Alle hens aan dek. Dat doen ook de pleegouderkrant Van Lotje Genoten en Trouw.
gebarentaal – De taal van doven in Nederland is een zeer succesvol boek, het is een standaardwerk over gebarentaal geworden. In het boek wordt uit te doeken gedaan wat gebarentaal eigenlijk is, en dat het hier gaat om een volwaardige taal. Aan de orde komen zaken als de bouwstenen van een gebaar, taalontwikkeling, de verschillende typen van gebaren, de overeenkomsten tussen gebarentaal en gesproken taal alsmede het handalfabet. Met een voorwoord van Oliver Sacks.
’ Het boek werd door Vi-taal ontwikkeld inclusief vormgeving, tekenwerk en de redactie. De teksten zijn in samenwerking met Liesbeth Koenen (taalkundige en wetenschapsjournalist) verzorgd. Het was een baanbrekend boek. In het boek kwam de gebarenruimte voor het eerst duidelijk aan de orde. En in de tekeningen werden driedimensionale pijlen gebruikt.
Het boek is feitelijk een compilatie van twee werken: een algemene beschrijving en voorbeelden van gebarentaal. Er is bewust afgestapt van de idee ‘woordje/plaatje’.
Nog in hetzelfde jaar werd Vi-taal genomineerd voor de Kijk/Wetenschapsweekprijs, vernoemd naar het blad Kijk en de Stichting Wetenschapsweek. Tegenwoordig heet deze award de Eurekaprijs. Vi-taal won de prestigeuze prijs uiteindelijk. Het boek werd bestempeld als het beste populair wetenschappelijk boek uit 1993. De jury concludeerde onder andere dat er door lezing een andere kijk op taal ontstond. Als de winnaars van de prijs, nam Vi-taal dit als een groot compliment.
Aan het boek is door Ruud Janssen, Tony Bloem en Albert van de Ven vier jaar gewerkt. De eerste druk verscheen in januari 1993 bij uitgeverij Nijgh en Van Ditmar. Na Nijgh en Van Ditmar gaf uitgeverij Atlas het boek uit. Nu doet Vi-taal dat in eigen beheer. Het is nog steeds verkrijgbaar. Alleen de kaft is veranderd van geel bij Nijgh en Van Ditmar via oranje bij Atlas naar blauw nu.
Bij de presentatie van boek gebarentaal in Theater Diligentia sprak minister Hedy d'Ancona (Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) op 26 januari onder meer van een ‘kwalitatief goed product’ dat een bijdrage levert aan het ‘meer medeburger zijn van de dove’. De bewindsvrouwe constateerde dat ‘we’ er met een erkenning van de gebarentaal niet zijn. Volgens haar moet nagedacht worden over de consequenties van zo’n erkenning in bijvoorbeeld het onderwijs en het voorzieningenbeleid. Zij benadrukte dat een mogelijke erkenning van gebarentaal belangrijk is en grote juridische gevolgen zal hebben.
Door Apenteken is mens gebaard luidde de titel van de voordracht van Hugo Brandt Cortius, Battus, uitgesproken tijdens de presentatie in Diligentia. De tekst is op 29 januari in de Volkskrant gepubliceerd. De toespraak van Battus
Naar aanleiding van het winnen van de Kijk/Wetenschapsweekprijs werden Ruud Janssen, Tony Bloem en Liesbeth Koenen uitgenodigd voor het praatprogramma van Sonja Barend, Sonja op zaterdag. Voor de gelegenheid werd het programma live vertolkt door een tolk gebarentaal.
NRC Handelsblad noemde het werk ‘zeer leesbaar’ en ‘prachtig uitgegeven’. Vrij Nederland oordeelde: ‘verrassend voor iedereen die geïnteresseerd is in taal en de werking van de menselijke geest’.
In Vrij Nederland besteedde Rob Sijmons aandacht aan alle 4 boeken die genomineerd waren voor de Wetenschapsprijs 1993. Over gebarentaal schreef hij: 'Wat mij betreft het enige van de vier genomineerde boeken dat van ganzer harte aanbevolen is.' Volgens Sijmons behandelt het boek een actueel onderwerp op originele wijze, toegankelijk geschreven, en niet alleen voor vakgenoten. Volgens hem geeft het boek inzicht, is het goed gestructureerd, uiterst informatief en buitengewoon fraai verzorgd. ‘Knisperend en fris van stijl’, aldus Sijmons. ‘De inleiding is geen vervelend moetje’. De lezer krijgt ongemerkt basiskennis over de plaats in de hersenen waar de taalfuncties zitten, zo gaat Sijmons verder. Het verschil in gebaren- en geluidtaal wordt duidelijk. De schrijver noemt het ‘intigrerend’ waarom mensen in gebarentaal even snel kunnen communiceren als mensen die gesproken taal gebruiken.
Het Blad voor Hoger Onderwijs stelt dat het boek een inspirerende kennismaking met gebarentaal mogelijk maakt. Het geeft ook een nieuwe kijk op taal, aldus het blad.
In de Telegraaf merkt Marianne Janssen onder de kop ‘Horen met de ogen’ op dat doven zich in hun handentaal even duidelijk kunnen uitdrukken als mensen met spreektaal. ‘gebarentaal is te leren’, aldus de journaliste. ‘Taal zit in het hoofd’. Zij constateert dat we in het dagelijks leven maar weinig geconfronteerd worden met gebarentaal. ‘De wereld van de doven is een stille wereld. Toch zeggen ze evenveel als horenden’. Het boek inspireert de lezer tot meedoen, aldus Janssen. ‘gebarentaal is een rijke taal’. De gebarentaal is rijker dan menigeen vermoedt, schrijft zij. ‘Het is een taal die het licht ten volle verdient’.
In het blad Onze Taal behandelt E. Greven, neuopsycholoog, het boek. Hij constateert dat gebarentaal geen mime is, geen primitieve taal noch een geheimzinnige codetaal. Hij wijst erop dat er in de hersenen twee helften zijn. De linker bevat de taalfunctie, de rechter visuele ruimte. Opvallend genoeg is uit onderzoek gebleken dat de gebarentaal in de linker hersenhelft ‘zit’. Daarmee is het volgens Greven een ‘echte taal’. Hij noemt het boek ‘geslaagd’, ook al omdat het een verrassend beeld geeft over de dovencultuur.
In Ad Alvas haalt Dirk de Hoog, Maria van Putten aan. Zij coördineert namens de Stichting Wetenschapsweek de toekenning van de Wetenschapsweekprijs. Van Putten meent dat het moeilijk is om aan te geven wat een goed populairwetenschappelijk boek nu eigenlijk is. Er deden 87 boeken mee waarvan er tien werden geselecteerd. Daarvan bleven er 4 over die een nominatie kregen.
Joyce Ouwerkerk stelt in het Brabants Dagblad onder de titel ‘Spreken met gebaren leuk voor iedereen’ dat gebarentaal geen cursusboek is. Zij sprak met mede-schrijfster Liesbeth Koenen. 'Ik heb een juichkreet geslaakt', zegt die toen de Kijk/Wetenschapsweekprijs aan het boek werd toegekend. 'Dat had ik niet verwacht.' Zij noemt het werken aan het boek ‘niet altijd makkelijk’. Toch zegt ze ‘blij’ te zijn met het resultaat.
KIJK, het populair wetenschappelijk maandblad, had twee publicaties. Een eerste waarin alle 4 genomineerde boeken kort werden voorgesteld en een tweede stuk over gebarentaal, geschreven door Liesbeth Jongkind. ‘Horen met je ogen, praten met je handen’ luidde het opschrift. Voor gebarentaal moet je elkaar zien en je handen vrij hebben, stelt ze. Verder spreekt ze over een ‘cultuurshock’.
In NRC Handelsblad noemt J.M. van der Horst, Neerlandicus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, het boek ‘prachtig’ en ‘helder’. Hij zegt diep onder de indruk te zijn van de mogelijkheden die gebarentaal in zich bergt. Wel vraagt hij zich af hoe zelfstandig en krachtig het medium gebarentaal is. Gebarentaal noemt hij goed en prettig leesbaar. Het biedt inzicht in en begrip voor wat gebarentaal is en kan, aldus Van der Horst.
Kees Bastianen constateert in De Volkskrant dat een doof kind gebarentaal probleemloos oppikt. Hij stelt dat gebarentaal allerminst raar of primitief is. De kennis over de taal is door het boek toegankelijk gemaakt.
Teletekst meldt dat in het boek vaktermen zijn vermeden. Het boek laat zien hoe gebarentaal in elkaar zit en wordt gebruikt. Het medium noemt het boek ‘een goede kennismaking met een unieke taal’. Door de foto’s en tekeningen in het boek is het een echt kijkboek, stelt Teletekst. Het boek zal bijdragen tot meer erkenning van gebarentaal.
‘Gebaar is rijker dan woord’ schrijft Brigitte van Mechelen in Trouw. Zij constateert dat je ook na lezen van het boek de gebarentaal ‘helaas’ niet beheerst. Daarvoor is de taal te complex.
In De Talen noemt K. Snoep het uitkomen van het boek gebarentaal ‘een belangrijke bijdrage in het doorbreken van het taboe gebarentaal’.
In het Nederlands tijdschrift voor kinderrevalidatie noemt Nettie Gerritse de aandacht voor gebarentaal ‘terecht’ en de belangstelling voor deze taal ‘verheugend’. Door het boek wordt de lezer zich bewust van wat gebarentaal eigenlijk is want over de taal heerst nog veel onbegrip. Volgens Gerritse maakt het boek mensen enthousiast voor gebarentaal.
Trefpunt, het blad van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, drukte een groot artikel over het boek en gebarentaal af. Ruud Janssen over de illustraties in het boek: 'Bij de meeste boeken ontbreekt de gezichtsuitdrukking in de illustraties. Die is juist bij gebarentaal heel belangrijk. Met deze tekeningen willen wij een norm stellen voor boeken over gebarentaal in de toekomst.'
Liesbeth Koenen (medeschrijfster) wijst erop dat gekozen is voor verschillende invalshoeken. Poëzie en proza komen aan de orde, de ontwikkeling van woorden en nieuwe gebaren. 'Het is een lees-, kijk- en bladerboek geworden', aldus Koenen. Met de publicatie 'laten we zien hoe leuk gebarentaal eigenlijk is.' Koenen wijst op het verschil met andere minderheidstalen: degenen die andere talen hanteren kunnen Nederlands leren, spreken en verstaan. Een keuze die de dove niet heeft.
Tony Bloem zegt in Trefpunt: 'Er is geen voorkennis nodig om dit boek te kunnen lezen.' Ruud Janssen voegt daaraan toe dat andere boeken over gebarentaal zijn geschreven door taalkundigen voor taalkundigen. Janssen stelt dat gebarentaal een taal is en dus onder 'cultuur' valt. Dit in tegenstelling tot een benadering waarbij altijd wordt gekeken naar de sociale en psychologische problemen van doven, en men dus uitkomt bij 'volksgezondheid'.
Liesbeth Koenen betoogt dat het boek een nieuwe kijk geeft op het fenomeen taal. Ze zegt er vanuit verbazing en nieuwsgierigheid aan te hebben meegewerkt. 'Het is een vrij nieuw terrein.'
In Flair schrijft Aaltje van Gastel onder de kop ‘Praten met je handen’ dat er geen dag voorbij gaat of een mens gebruikt een handgebaar dat een hele zin samenvat. Bijvoorbeeld zwaaien, een vinger opsteken of een duim omhoog. Lichaamstaal, mimiek en gebarentaal zijn zo oud als de mensheid, constateert zij. Als nadeel van gebarentaal noemt Van Gastel de onmogelijkheid om zonder zichtcontact te communiceren. Over gebarentaal schrijft ze dat soms een lichte beweging van de vinger al voldoende is voor een ander accent. En dat toonhoogte en intonatie vorm worden gegeven door heftige, expressieve gebaren.
In het Reformatorisch Dagblad uit ds. A. van Herk kritiek op het boek gebarentaal. Volgens hem had het aan kracht gewonnen als Totale Communicatie erin was meegenomen waarbij gebaren aan duidelijk spreken waren gekoppeld. Doven die alleen communiceren in gebarentaal zitten volgens hem in een isolement.
Nel Casimiri constateert in Amigoe dat het lastig is voor sprekenden om zich in te denken wat doof zijn inhoudt. Zij meent dat er wel steeds meer erkenning komt voor gebarentaal. Zij verwijst daarvoor naar de ‘vertaling’ van de Troonrede in gebarentaal, poëzie in gebarentaal en de voorstelling Who is afraid of Virginia Woolf van het Amsterdams Handtheater.
In Trouw schrijft Anita Löwenhardt onder het opschrift ‘Taal: het is allemaal een kwestie van smaak’ dat niets veranderlijker is dan taal. Zij haalt Liesbeth Koenen aan vertellende over het boek gebarentaal. Volgens Liesbeth komen in het boek diverse invalshoeken prachtig samen. ‘Wij wilden een boek voor een breed publiek, niet alleen voor taal geïnteresseerden. In het bijzonder voor ouders met een doof kind’. Koenen wijst erop dat het in het boek niet gaat over ‘zielige doven’. Zij noemt het werk uniek in de wereld, ook al omdat het geen jargon bevat.
Popke van der Ploeg stelt in de Leeuwarder Courant dat gebarentaal uit het verdomhoekje komt door het boek. Als echte Fries wijst hij erop dat er naast het Fries nog een andere minderheidstaal is waarvan bijna niemand iets weet: de gebarentaal. In het boek wordt volgens hem afgerekend met misverstanden over gebarentaal. Niemand kan volgens Van der Ploeg nog volhouden dat gebarentaal een onbeholpen communicatiemiddel is. Kritiekpuntje: de problemen die ouders van een doof kind ondervinden komen in het boek niet aan de orde.
In de Haagsche Courant/Het Binnenhof meldt Willem Pekelder dat er 15.000 doven zijn en maar 80 doventolken. Per jaar heeft elke dove recht op 18 uur ‘doventolk’ om dingen bij instanties zoals een gemeente te kunnen regelen. In het stuk komt ook J.P. Mackenbach, directeur gehandicaptenbeleid Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC), aan het woord in antwoord op de vraag wat het departement eigenlijk doet. De topambtenaar geeft aan dat de Dovenraad subsidie krijgt en WVC sprookjesvideo’s in gebarentaal heeft laten maken.
Universitair docent Nederlands, Jaap van der Horst, schrijft in het Leids Dagblad dat er ‘helaas’ maar weinig belangstelling is voor gebarentaal. Hij noemt het boek ‘schitterend’ en zegt onder de indruk te zijn van de mogelijkheden die gebarentaal biedt. ‘gebarentaal doet niet onder voor het Nederlands’, luidt zijn conclusie.
Tony Bloem komt aan het woord in een artikel in het AD, geschreven voor Michel Thomassen, met als opschrift ‘Een sprekend gebaar’. 'Ik ervaar geluid als een trilling maar daar kan ik niets mee', vertelt Bloem. 'En jij bent de zoveelste die vraagt of gebarentaal internationaal is. Ik verbaas mij daar over. Ik vind dat een beetje dom. Gesproken taal is toch ook niet internationaal.' Thomassen noemt gebarentaal ‘sierlijk’ en ‘een genoegen om naar te kijken ook al begrijpen we het niet’. Op de vraag of hij geluid niet mist zegt Tony Bloem: 'Ik weet niet wat het is, dus ik kán het niet missen.'
Op 16 januari 1993 publiceert Vrij Nederland een aantal delen uit het boek bij wijze van voorpublicatie.
De Nieuwe Taalgids en Handige Taalkunde ruimen beiden plaats in voor een bespreking van het boek. Dat doen ook GLR Magazine en het Nederlands tijdschrift voor psychologie alsmede het blad van Koninklijke Boom Pers, het Welzijnsweekblad en NIVO Plus (magazine voor Groot Nootdorp), IAS Nieuwsbrief, Telstar, Het Parool, de rubriek Battus (Volkskrant) en het blad De Koepel (stichting gehandicaptenoverleg Amsterdam).
Monniken van de Trappistenorde moesten tot eind jaren zestig hun dagen zwijgend doorbrengen. In de orde gold een zwijgplicht tot die tijd. Onderlinge communicatie was eigenlijk alleen mogelijk middels geschreven briefjes of gebaren. De monniken ontwikkelden dan ook een eigen gebarentaal. Pas in de jaren zestig werd de zwijgplicht in de kloosters opgeheven.
Bekijk 'De gebarenmakers' op www.haagsekunstgrepen.nl.
Er vond een emancipatie plaats in de jaren tachtig voor doven. Voor hen was het zich in het openbaar in gebarentaal uitdrukken niet geaccepteerd. Het is opvallend dat vóór deze tijd, gebarentaal een verborgen bestaan leidde. De broeders konden hun stem weer gebruiken en doven mochten gebaren maken.
Het leek de makers Ruud Janssen en Daria Mohr goed om beide groepen, de monniken en de doven, bij elkaar te brengen met als verbindend element de gebarentaal. Om te bezien of de monniken daaraan mee wilden werken werd de abdij in Zundert bezocht. Deze stond als zeer ‘open’ en toegankelijk bekend.
Nadat de trappisten hun medewerking hadden toegezegd, was de IKON-televisie bereid de documentaire te financieren en uit te zenden.
Als basis leerden de monniken bij intreding ongeveer 300 voorgeschreven gebaren. Daarnaast bleken de monniken ook zelf gebaren te verzinnen en die verschilden dan van klooster tot klooster. Het was opvallend dat de gebaren die de trappisten zich hadden aangeleerd nergens visueel waren weergegeven.
De voorgeschreven gebaren wel in tekst vastgelegd maar ook dat was vaak verwarrend. Bijvoorbeeld: als er staat vinger onder de neus, moet de vinger dan horizontaal of verticaal gehouden worden?
Ter voorbereding werd aan de monniken gevraagd voor de documentaire gebaren uit het verleden ‘op te halen’ en deze te tonen aan een groep van zo’n zeven doven. Dit leidde tot een aantal vrolijke ‘sessies’ gezeten in het gras bij het klooster.
Het resultaat was een documentaire van 50 minuten die een beeld gaf over het leven van de trappisten (zij die na de zwijgplicht weer mochten praten) en van de doven (zij die moesten praten en nu mogen gebaren).
Dagblad Trouw meldt onder de kop ‘gebarentaal in opmars’ dat Ruud Janssen en Daria Mohr al sinds 1982 samenwerken in het belang van de circa 10.000 doven in Nederland. Redacteur Fred Lammers haalt Ruud Janssen aan: 'Het aanmoedigen van de tweetaligheid is belangrijk om de ontwikkeling van de identiteit en cultuur van dove mensen te stimuleren. De Nederlandse gebarentaal verdient het als minderheidstaal erkend te worden.' Ruud Janssen vervolgt elders in het stuk: 'Het geeft voldoening eraan mee te werken doven niet als zielige mensen worden gezien want dat zijn ze niet.' Ook verklaart Ruud Janssen: 'Als grafische ontwerper ben je vooral met de visuele kant van taal bezig.'
De documentaire werd zeer goed ontvangen. De IKON heeft hem later nog eens herhaald. De beelden worden bewaard bij de dienst Beeld en Geluid en zijn nu op de website haagsekunstgrepen.nl te zien zijn.
Bekijk 'De gebarenmakers' op www.haagsekunstgrepen.nl.
Mikrogids (KRO) stelt naar aanleiding van de uitzending van De Gebarenmakers dat ‘waar mensen bij elkaar zijn gebruiken ze taal. Ook als ze niet kunnen horen of mogen praten’. In Studio (KRO) rept Wouter van Kooten over een spraakverwarring tussen doven en monniken die elkaars gebaren weliswaar niet begrijpen maar elkaars gevoelens wel. ‘De behoefte met elkaar te communiceren is aangeboren. Deze documentaire laat zien hoe waardevol gebarentaal is’. Televizier (AVRO) stelt dat daar waar de gebarentaal in volle bloei staat, de gebaren van de monniken uitsterven.
In Het Parool vermeldt Marc Koenen onder de kop ‘Met twee handen spreken’ een gesprek tussen een dove en een monnik aan het einde van De Gebarenmakers. 'Ben je gelukkig dat je weer mag praten', vraagt de dove. 'Eigenlijk wel', geeft de monnik toe. De auteur stelt dat gebarentaal (het praten met tekens) iets anders is dat de circa 300 tekens die de monniken leerden om te kunnen communiceren. ‘Dat is Nederlands door gebaren. Echte gebarentaal gebruikt geen gesproken taal’, stelt Koenen. Hij geeft aan dat je met gebarentaal alles kunt zeggen, zeker als daar de bewegingen van bijvoorbeeld het voorhoofd en de wenkbrauwen bij komen. De tekens van de monniken zijn ‘gebaard Nederlands’ volgens strikt voorgeschreven regels. Dat is volgens Koenen ‘dood en kunstmatig’. Dit in tegenstelling tot gebarentaal die steeds verandert en leeft.
In NRC Handelsblad constateert Liesbeth Koenen dat de gebaren voor de monniken een hulpmiddel zijn terwijl gebarentaal voor doven hun moedertaal is.
John de Graaf schrijft in de Haagsche Courant dat gebarentaal gewoon een vorm van communicatie is. Ruud Janssen komt aan het woord zeggende dat maar vijf procent van de dove kinderen ook dove ouders heeft. 'In de laatste tien jaar zie je steeds meer niet-dove ouders gebarentaal leren, zodat zij eerder met hun dove kind kunnen spreken. Een enorme vooruitgang. Op die weg moeten we verder.'
Wim Bunschoten laat in Het Binnenhof Lejo Schenk eindredacteur van de IKON aan het woord. In eerste instantie had die als reactie op De Gebarenmakers: 'De IKON is er weer goed voor.' Met andere woorden: waarom moeten wij dat weer uitzenden? Schenk begon de documentaire echter te boeien. 'Het is een heel mooi betoog van een belangrijke emancipatiebeweging, een journalistieke registratie van een cultureel fenomeen en een aanzet voor discussie over de erkenning van gebarentaal als volwassen taal, als nationale taal voor doven.'
Het Eindhovens Dagblad plaatst een stuk van Marcel Linssen onder de kop ‘gebarentaal kent ook emoties’. Tony Bloem komt aan het woord. Hij stelt dat het niet te vermijden is dat dove kinderen op een orale school toch gebaren maken. 'Het is veel makkelijker en voor doven echt een bevrijding dat ze nu gebarentaal mogen gebruiken.' Bloem zegt verder: 'Als je ergens 100 mensen bij elkaar zet die niet gewoon kunnen praten vinden ze wel een andere manier van communiceren.' Hij verwijst naar een eiland voor de Amerikaanse kust waar de helft van de bewoners doof is. Daar leert iedereen gebarentaal.
In TV Vooraf (NRC) stelt Tom Rooduijn: 'Iemand die zich door het maken van gebaren verstaanbaar moet maken, wordt vaak nog voor een beetje dom of zelfs achterlijk gehouden'. Hij verwijst naar ‘de momenten van geluk’ als ‘na langdurig werken met armen en benen het kwartje bij de gesprekspartner eindelijk is gevallen’.
In het AD haalt Albert Kok Tony Bloem aan die in zijn gebarentaal met Haags accent zegt: ‘Er is nog geen Dikke van Dove’. Bloem verder: 'Tot 6, 7 jaar geleden schaamden de meeste doven zich er nog voor om in het openbaar in gebaren te communiceren. Je liet dan zien dat je gehandicapt was.' Een ander citaat van Bloem: 'Tegenwoordig wint het inzicht terrein dat het beter is wanneer doven eerst de taal leren die bij hun eigen identiteit hoort. Doven moeten trots zijn op hun gebarentaal.'
Vi-taal ontvangt een brief van J. Tempelaar, directeur van De Gelderhorst, centrum voor oudere doven. Hij zegt ‘genoten’ te hebben van de documentaire. De productie is opgenomen en ‘de band gaan we nog vaak vertonen’, meldt Tempelaar. In het persbericht over De Gebarenmakers van IKON zelf meldt de omroep dat de documentaire de kijker beide werelden (van de doven en de monniken) laat zien. ‘Taal kruipt waar het niet gaan kan’, constateert IKON.
In 1990 liep Walther Scheffer, zelf acteur, en directeur van Literair Theater Branoul, Maliestraat in Den Haag, de Gebarenwinkel binnen. De vraag was of Vi-taal iets kon bieden voor een theatervoorstelling op de woensdagavonden. Zo ontstond de idee te laten zien dat het mogelijk is om in gebarentaal te dichten. Zaken zoals rijm en ritme zijn immers in gebarentaal terug te vinden.
Met een kleine subsidie van de Remco Campert Stichting organiseerde Stichting Vi-taal drie voorstellingen. Vi-taal legde contact met het Handtheater in Amsterdam. Daar waren doven bezig toneel met gebarentaal te maken en dat ook te tonen.
Er werden drie horende en drie dove dichters bij elkaar gebracht. De horenden waren de dichters Simon Vinkenoog, Ernst van Altena en Neeltje Maria Min. Het was de bedoeling dat 'geschreven' gedichten werden omgezet in gebarentaal. En andersom de gedichten van de dove dichters Gert-Jan de Kleer, Jean Couprie, John van Gelder en Wim Emmerik, in het Nederlands voorgedragen werden.
Iedere voorstelling werden verschillende gedichten van één van de uitgenodigde dichters in het Nederlands voorgedragen om daarna omgezet te worden in gebarentaal. Na de pauze gebeurde het omgekeerde.
De voorstellingen werden op drie woensdagavonden gegeven in Literair Theater Branoul. Het bijzondere project, waarvan de première op 14 maart 1990 plaatsvond, trok drie keer een volle zaal.
In NRC Handelsblad noemt Wout Woltz de voorstelling 'een uniek experiment'. Volgens hem is gebarentaal zeer expressief maar toch fundamenteel anders dan pantomime. Woltz schrijft dat in gebarentaal zinnen op honderden verschillende manieren weergegeven kunnen worden. In gebarentaal kunnen woorden ook meerdere betekenissen krijgen. De auteur stelt dat er middels de voorstelling begrip voor gebarentaal wordt gekweekt.
In Trouw gaat Arend Evenhuis ook in op de voorstelling. Ernst van Altena vergeleek gebarentaal met esperanto omdat het geen literatuur is maar wel een 'beeldende' taal. Evenhuis constateert dat zelfs een woord als ruilverkaveling in gebarentaal is weer te geven. Volgens hem hebben doven desalniettemin een geringe woordvoorraad. Er is voor hen ook geen referentiekader. De geschreven taal is slechts een hulpmiddel. Evenhuis haalt de woorden van de dove dichter John van Gelder aan: 'Ik zie dat het rijmt. Hoe het klinkt weet ik niet.'
gebarentaal werd in deze tijd weliswaar door doven gebruikt doch wel zelden of nooit te ‘zien’ voor anderen. In de publieke ruimte niet, laat staan op tv. gebarentaal was een zeer onbekend fenomeen. Vi-taal zette zich in om gebarentaal een plek te geven op de televisie. Met een proefprogramma werd de VPRO benaderd.
Ruud Janssen en Daria Mohr, mede-oprichtster en actrice van het Werkteater in Amsterdam, bedachten een programma over een bijzonder restaurant. In het Werkteater werd een restaurant ingericht waarin het dove bedienend personeel horende gasten bediende. Toch was er geen sprake van een communicatieprobleem. De service was dankzij gebarentaal zelfs super snel.
Het hoofd van jeugd-tv bij de VPRO Burny Bos werd uitgenodigd om het proefprogramma te bekijken. Hij was de bedenker van de televisieochtend voor de jeugd op zondag. Hij gaf de mogelijkheid om een reeks programma's te maken waarin doven verhalen vertellen.
Voor de serie werden tien doven bijeen gebracht die in een theaterzaal verhalen aan elkaar te vertellen en ‘navertellen’. Zo hielp men elkaar het verhaal ‘mooi’ te krijgen. De verhalen werden ook uitgeschreven. De uiteindelijke verhalen werden opgenomen, bewerkt tot een lengte van 5 tot 7 minuten en er werd een stem aan toegevoegd. Achtergrondbeelden werden op locatie gemaakt, passend bij het verhaal.
Besloten werd te starten met een aflevering zonder stem, waarbij de kijkers op opdracht kregen van de Drie Dikke Dames om iets te raden uit de getoonde film. Een week later werd dit ‘raadsel’ dan opgelost.
De serie, waarvan de eerste uitzending op 15 oktober om 10.00 ’s ochtends in het jeugdprogramma van de VPRO plaatsvond, was een gigantisch succes. Per aflevering kwamen er meer dan 1000 reacties, zowel van horenden als doven. Bij de VPRO werd zelfs een aparte postbus geopend om de hoeveelheid te verwerken. Onder de inzendingen ook talloze tekeningen waarvan later nog een tentoonstelling is gemaakt.
Onder het opschrift ‘Goed nieuws voor slechthorenden. De Gebarenwinkel gaat open’ publiceerde Jessica Voeten in de VPRO Gids een stuk over de serie. Zij vertelt over twee dove meisjes die zich melden bij een balletgezelschap en die mee kunnen doen omdat ze de trillingen van de piano voelen. Voeten betoogt dat er twee talen samenkomen: van de dans en de doven. Zij wijst erop dat geluid niet onder woorden is te brengen; een realiteit waar doven elke minuut van hun leven mee bezig zijn.
De serie is volgens Voeten een ‘omkering van de onmogelijkheid’; een beschrijving van een werkelijkheid zonder geluid. De schrijfster wijst er op dat horende ook ongevraagd informatie krijgen. Bijvoorbeeld door het ruisen van bomen of het dicht slaan van een deur. Een dove krijgt die inlichtingen niet. Hun expressie is daarentegen onuitputtelijk. Voeten: ‘Wie naar doven wil luisteren moet zijn fantasie gebruiken, beter en anders kijken’.
In het blad Televizier schrijft Frans van der Grindt dat de Gebarenwinkel een grotere klandizie verdient. Hij geeft aan dat doven vaak niets aan tv hebben aangezien dat medium bestaat uit een combinatie van beeld en geluid. De VPRO-serie toont volgens hem aan hoe leuk, makkelijk en effectief mensen met gebarentaal om kunnen gaan.
Ruud Janssen van Vi-taal wordt door Van der Grindt geciteerd: 'Wij vinden gebarentaal gewoon erg mooi. Het is indrukwekkend hoe doven er mee om gaan. Heel creatief.' Tony Bloem vult aan: 'De serie is een eerste aanzet tot een bredere erkenning. Het is belangrijk dat we onze taal, onze cultuur laten zien.'
Daria Mohr: 'We hebben bewust voor een kinderprogramma gekozen. Die zijn veel toegankelijker voor iets ‘geks’ als gebarentaal. We kunnen spelenderwijs laten zien hoe leuk het is. Als kinderen gebarentaal accepteren is dat het begin van erkenning.' Volgens Mohr moet er ook een opleiding gebarentaal komen.
Ruud Janssen: 'We willen gebarentaal introduceren als volwaardige, creatieve taal. Mensen reageren er nu terughoudend op. Er zijn veel problemen en misverstanden en die werken afstotend.' Tony Bloem: 'Doven durven gebarentaal vaak niet in het openbaar te gebruiken. Ze schamen zich. Zijn bang niet begrepen te worden. Tv is een onmisbare steun. Dat moet doven over de drempel helpen.'
In NRC Handelsblad roemt Liesbeth Koenen de aanpak in de serie. Het plezier werkt volgens haar aanstekelijk. 'Nergens gaat het over zielige doven.'
In het Parool schrijft Marc Koenen over de serie onder de kop ‘Gebaren doven subtieler dan horenden denken’. Koenen stelt dat er gemiddeld 250.000 mensen naar een aflevering op een zondagochtend keken. Vooral als iemand gebarentaal voor het eerst ziet lijkt het een willekeurig aantal bewegingen zonder duidelijke betekenis, schrijft Koenen. Horenden drukken zich niet uit door bewegingen. Hoogstens ter ondersteuning van de woorden die zij spreken. Koenen geeft aan dat in gebarentaal ook de gezichtsuitdrukking, de stand van de schouders en het hoofd van doorslaggevende betekenis zijn. In zijn verhaal doet Koenen kond van de geschiedenis van de gebarentaal en de worsteling van doven die taal te kunnen en mogen gebruiken.
In het AD wordt geconstateerd dat de serie niet steunt op de verhalen maar de manier waarop ze verteld worden. Lang niet alle gebaren zijn duidelijk, stelt de krant. Dat acteurs meerdere rollen door elkaar spelen is ‘verwarrend’. Tony Bloem wordt door de krant aangehaald zeggende dat kinderen veel stripverhalen lezen en dus denken in beelden waardoor zij open staan voor iets als gebarentaal.
Deaf Way was de naam van een festival dat de Gallaudet University in Washington DC (VS) voor het eerst organiseerde over de geschiedenis, taal en cultuur van dove mensen. De Gallaudet University is de enige universiteit ter wereld voor doven en slechthorenden. Opgericht in 1864 door een besluit van het Congres waarbij de oprichtingsacte werd getekend door president Abraham Lincoln. Er studeren een kleine 2000 mensen.
Vi-taal wist in 1987 al dat het festival gehouden zou gaan worden en had besloten daaraan deel te nemen. Basis voor die deelname vormde de productie van tweetalige kinderboeken (Nederlands naast Nederlandse Gebarentaal) waarmee Vi-taal in 1987 als eerste in Nederland begon.
Voor de deelname werd subsidie ontvangen van het ministerie van Onderwijs. Behalve de kinderboeken werd ook de tv-serie ‘De Gebarenwinkel’ gepresenteerd. De ‘echte’ Gebarenwinkel van Vi-taal was ook de hele week aanwezig onder de naam The Sign Shop.
Aan het festival namen vertegenwoordigers uit 73 landen deel. Het evenement duurde een week. Er waren meer dan 6000 deelnemers waaronder, behalve Vi-taal, zo’n 40 mensen uit Nederland. Er vonden lezingen plaats, er werd theater gemaakt, poëzie voorgedragen en films vertoond. Er was een algemene uitwisseling van kennis en cultuur.
In de VS was het festival een gigantisch media-event. De horenden waren voor het eerst in de minderheid.
Vi-taal had veel succes met de presentatie van gebarentaal in boekvorm. Vooral ook omdat in de VS nog gewerkt werd met het systeem waarbij per woord een gebaar werd uitgebeeld in boeken volgens de SEE-methode (Signed Exact English).
Deaf Way leidde tot meer ‘deaf awareness’ (een doof bewustzijn). In de VS zelf was er al een zogenoemde Disability Act, een wet waarin werd vastgelegd dat er voorzieningen zoals voor doven moesten zijn. In het algemeen leidde deaf awareness tot erkenning van de gebarentaal, de komst van veel meer tolken en ondertiteling.
Gallaudet University heeft Deaf Way later nog eenmaal herhaald.
In 1987 werd Vi-taal benaderd vanuit uitgeverij Leopold, destijds gezeteld in Den Haag, nu in Amsterdam. Bij Leopold had men contact met het ICBS in Denemarken. Gezamelijk kregen ze het plan om kinderboeken van Philip en Mette Newth, een initiatief van Virginia Allen Jensen, te vertalen uit het Noors. In de Noorse uitgave waren de boeken alleen geïllustreerd met tekeningen van losse Noorse gebaren. Ze werden nu volledig vertaald: Deens met Deense gebarentaal en Nederlands met Nederlandse gebarentaal. De boekjes heten Fy Katte! (Foei Poes!) en Kom ut og se (Kom buiten kijken). Vertaalster van het Deens naar Deense gebarentaal was Ritva Bergmann (zelf doof en moeder van twee dove kinderen). Ritva gaf een mooie speech (bekijk: pdf) tijdens de boekpresentatie in de Openbare Bibliotheek van Rotterdam.
Virginia Allen Jensen maakte eerder voelboeken voor blinden. De overstap naar boeken voor doven was niet groot. De pagina's waren zo opgebouwd dat er op de rechterpagina een illustratie stond.
Links werden binnen vaste kaders tekeningen van losse woorden weergegeven in de zinsvolgorde van het Noors.
Liesbeth ten Houten van uitgeverij Leopold vroeg Vi-taal de boekjes om te zetten naar het Nederlands met een dergelijke woord-voor-woord-vertaling. Daarbij stuitte Vi-taal op het feit, dat de zinnen die op deze manier in gebarentaal werden weergegeven, rammelden. Ze zaten grammaticaal niet juist in elkaar en waren krom. Bij wijze van voorbeeld: Bij de Nederlandse zin ‘Ik wil op de stoel zitten.’ wordt de volgorde in gebarentaal, zoiets als ‘ik stoel willen zitten op’.
Vi-taal zorgde ervoor dat in de Nederlandse uitgave de zinnen in gebarentaal wel klopten. Hulpwoorden die bij de Deense tekeningen een prominente plaats hadden werden vervangen door kleine aanduidingen onder de tekeningen. Daarnaast gebruikte Vi-taal in de gebarentekeningen driedimensionale pijlen waardoor er ‘diepte’ en 'richting' in de afbeeldingen kwam, evenzo het begin en einde van een beweging duidelijk werd.
Door deze ingrepen werden de Nederlandse kinderboeken – Foei Poes! en Kom buiten kijken – de eerste echt tweetalige uitgaven ter wereld. gebarentaal werd een echte taal. De Nederlandse tekst onderaan de pagina werd daarbij uiteraard niet vergeten aangezien Vi-taal grote waarde hecht aan tweetaligheid (gebaren- én gesproken of geschreven taal).
De kinderboeken – gemaakt met een ringband en harde kaft zodat de pagina’s niet dichtvielen en het boek ook rechtop kon staan – werden op 17 juni 1988 gepresenteerd op een bijeenkomst in de bibliotheek van Rotterdam. Dat gebeurde in aanwezigheid van Ritva Bergmann. Symbolisch werden de Deense uitgaven geruild tegen de Nederlandse. Op de bijeenkomst was ook Herman Pieter de Boer aanwezig die, in samenwerking met tekenaar Pat Andrea, twee boeken had uitgebracht over gebaren die de Nederlanders maken tijdens het spreken en wat zij ermee bedoelen. Ook deze boeken werden uitgewisseld.
De presentatie was een groot succes met nationale en internationale media-aandacht. Ter ere van dit moment had Vi-taal een unieke poster gemaakt. Het was een tweetalige poster over 'Stoute Poes!' met een illustratie van Gert-Jan de Kleer.
In het Nederlands Dagblad stelt Els de Jong-van Gurp in een stuk onder de kop ‘Prentenboeken voor dove kinderen’ dat de werken in een grote behoefte voorzien. Het doel van de boekjes is volgens haar tweeledig: voor het dove kind zelf, maar ook meer inzicht geven in de communicatie van doven waardoor er beter contact ontstaat tussen doven en horenden.
Mick Salet haalt in De Gelderlander onder de titel ‘gebarentaal is mijn moedertaal’ Tony Bloem aan zeggende dat dé gebarentaal niet bestaat zoals algemeen beschaafd Nederlands (ABN). Er zijn ook geen woordenboeken voor. Tony Bloem wijst erop dat in de gebarentaal lidwoorden en werkwoorden niet nodig zijn. Hij zegt ook dat doven zelf de gebarentaal in beeld moeten brengen. Horenden kunnen dat niet want die denken niet visueel, is zijn stelling.
Ruud Janssen vertelt over het ontstaan van de boekjes waarbij Tony Bloem en Wim Emmerik hele toneelstukjes opvoerden om de meest geëigende gebaren te vinden. ‘Met ´én veelzeggend gebaar kun je iets zeggen waar horenden minstens een hele zin voor nodig hebben’, aldus Ruud Janssen.
In De Waarheid verwijst Ellen de Vries naar de film ‘Children of a lesser God’ het verhaal over James Leeds die als spraakleraar werkt op een dovenschool. Hij tracht er Sarah uit haar sociale isolement te halen. Aanvankelijk wil Sarah niets te maken hebben met James. Ze wil alleen in gebarentaal communiceren. Gaandeweg dringt James toch tot haar door.
De Vries noemt Ruud Janssen en Tony Bloem ‘de gebarentaalwinkeliers’. In haar stuk komt de vraag aan de orde of er volstaan kan worden met alleen gebarentaal of dat het zou moeten gaan om Nederlands gesteund door gebaren. Volgens Ruud Janssen is het niet slim om een hele zin te zeggen en aan elk woordje een gebaar te hangen.
Tom van Rijswijk wijst er in Het Binnenhof op dat het Nederlands comité voor de Kinderpostzegels Vi-taal steunt bij het maken van de boekjes. Er is 20.000 gulden gegeven voor het project. Ruud Janssen zegt dat ouders via de boekjes gebaren kunnen leren terwijl de dove kinderen via de gebaren kennis kunnen nemen van het gesproken Nederlands. Tony Bloem geeft aan dat gebarentaal een heel andere structuur en grammatica heeft dan het gesproken Nederlands.
De Haagsche Courant constateert dat Vi-taal met het project doven helpt bij het krijgen van een eigen identiteit. De Volkskrant meent dat gebarentaal cultuurbezit is geworden.
Door de eeuwen heen is het optekenen van een alfabet dat samengesteld is uit de standen van de handen een uitdaging geweest.
De Angelsaksische monnik Beda Venerabilis (672-735) oppert in zijn geschrift De loquela par gestum digitorum (Taal van de vingergebaren) over tellen op je vingers het idee om met de handen ook een alfabet te vormen. Hij bedacht het niet speciaal voor doven maar slechts als spelletje en om de ‘geest’ te scherpen. In zijn boek staan nog geen getekende voorbeelden van een handalfabet.
De Spaanse monnik Melchor de Yebra (1526-1586) toont de oudst bekende afbeeldingen van een handalfabet van de heilige Bonaventura (1221-1274) in zijn het boek Libro Llamado Rrefuium infirmorum (Het boek genaamd schuilplaats van zieken). Er zijn maar twee exemplaren van bewaard gebleven, en deze liggen nu in de Nationale Bibliotheek van Madrid.
De Spanjaard Juan Martin Pablo Bonet beschreef in 1620 als eerste het onderwijs aan doven in zijn wereld beroemde boek Reduction de las letras, y arte para enseñar a ablar los mudos (Het omzetten van de letters en de kunst om doven te leren spreken). In dat boek staan de 22 letters van het Spaanse handalfabet afgebeeld. De letters j, k, v en w ontbreken nog.
Het boek van Bonet komt in Parijs terecht bij Abbé de l’Épée. De l’Épée start in Parijs als eerste een school voor doven. Bij hem komt H.D. Guyot op bezoek en blijft tien maanden. Bij terugkomst in Nederland sticht Guyot de naar hem vernoemde dovenschool in Groningen.
Guyot moet een exemplaar van Bonnet’s boek uit Parijs zeker hebben meegenomen naar Nederland. Johannes Lubertus Mörser, een van de eerste leerlingen van Guyot, tekent in 1795 het oudst bekende handalfabet van Nederland. Hij heeft het boek van Bonet zeker als uitgangspunt gebruikt.
Via Parijs kwam het van oorsprong Spaanse handalfabet ook in de Verenigde Staten terecht. Dat verklaart waarom het Spaanse, Franse en Amerikaanse handalfabet tegenwoordig nog zoveel overeenkomsten hebben. In het boek Het handalfabet van Ruud Janssen staan vele buitenlandse voorbeelden van handalfabetten die heel verschillend zijn. Het Britse handalfabet wordt zelfs, tot op de dag van vandaag, met twee handen gevormd.
In 1978 fotografeerde Ruud Janssen voor zijn eindexamen grafische en typografische vormgeving aan de KABK in Den Haag voor het eerst de handen van Andries Bloem. Andries Bloem bezocht het doveninstituut Guyot in Groningen en stond bekend als een zeer ervaren vingerspeller en was de vader van Tony Bloem. Ruud Janssen fotografeerde het ‘internationaal’ Gestuno-handalfabet om niet in een discussie te belanden van goed en fout. (zie uitgave kalender: Doven uit de doofpot - 1981)
Nederland telde vijf dovenscholen, alle vijf sterk gericht op oraal onderwijs. Alleen op Guyot in Groningen is men ook altijd blijven vingerspellen naast de spraaklessen e.d. Op de vijf doveninstituten verschilde het handalfabet in vorm en gebruik een beetje van elkaar. Eind jaren zeventig was de emancipatie van doven in Nederland in volle gang. Rond 1981 ontstond bij doven de behoefte om tot één eenduidige afspraak van het Nederlandse handalfabet te komen. De voorkeur van de Stichting Nederlandse Dovenraad ging uit naar het handalfabet zoals dat in Groningen altijd in gebruik was gebleven.
In 1983 ontving Ruud Janssen de Frans Duwaer-opdracht (opdrachten aan jonge grafici) van het Amsterdams Fonds voor de Kunst en met dit geld kwam het boek Het handalfabet tot stand. Willem Nijholt schreef het voorwoord, de inleiding is van K. Schippers en met bijdragen van Henk Buter en Aukje Bijlsma. Dit keer stond de hand van Wim Emmerik model.
Voor het boek Het handalfabet zijn eerst video-opnamen en werkfoto’s van de handstanden gemaakt. In overleg met de Tolkencommissie van de Nederlandse Dovenraad zijn correcties aangebracht en heeft Ruud Janssen de defintieve handstanden gefotografeerd en getekend. De Dovenraad en het dovenonderwijs hebben op 1 augustus 1986 dit alfabet vastgesteld als het gestandaardiseerde handalfabet van Nederland.
Schrijf je naam in het Nederlands handalfabet met je eigen toetsenbord. Spel je eigen naam